W lezen De Gids al, dus waarom dan nog De Nieuwe Gids
www.onsbloemendaal.nl
www.onsbloemendaal.nl
6
nr. 4 winter 2020
nr. 4 winter 2020
7
Haarlemse Leesbibliotheken en
Leesgezelschappen
De populariteit van het fenomeen Leesgezelschap
duidt erop dat er wel behoefte bestond aan lectuur,
maar dat men er niet snel toe kwam zelf iets aan
te schaffen. De neerlandicus Bernt Luger, die de
Haarlemse boekenwereld in de negentiende eeuw
bestudeerde, bevestigt dat. Boekhandels moesten het
vooral hebben van de verkoop van geschiedkundige
en stichtelijke werken en zelfs de koopkrachtige
burger was minder geneigd tot het aanschaffen van
dure romans. Om daar toch goedkoop aan te komen
was men aangewezen op de enkele boekhandels die
een zogenaamde Leesbibliotheek hadden, een soort
mini openbare bibliotheekjes met een collectie van
duizend of meer boeken, keurig gekaft, die je voor
een luttel bedrag kon lenen. De Maatschappij tot Nut
van ’t Algemeen opende in Haarlem in 1794 wel een
bescheiden volksbibliotheek, maar pas in 1890 kwam
er een openbare leeszaal. Er was ook een Leesmuseum,
dat geen museum was, maar een besloten sociëteit,
met een goed gevulde leestafel. En dan waren er de
Leesgezelschappen, waar Haarlem er ettelijke van
telde, coterietjes met reglementen en ballotage.
Kennemer Leesgezelschap sinds 1863
Bernt Luger moest met spijt constateren dat van deze
Haarlemse gezelschapjes meestal alleen de naam
resteert. Ze gingen ter ziele zonder sporen achter te
laten. De leden- en boekenlijsten gingen verloren
zodat we nooit meer zullen weten wie de ballotage
had doorstaan en wat er gelezen werd. En op dit punt
is het Kennemer Leesgezelschap in Bloemendaal
et Kennemer Leesgezelschap telde bij
de oprichting in 1863 twintig mannelijke
leden die jaarlijks tien gulden contributie
betaalden. Daarmee abonneerde het
gezelschap zich op een vijftiental
tijdschriften en kocht het enkele boeken.
En al die lectuur rouleerde onder de
heren. Er was een bode die voor een honorarium van
drie tot tien gulden per jaar de ’leesportefeuille’ en
de boeken rondbracht en de leden zullen tijdens een
avondwandelingetje zelf ook wel als bode hebben
gefungeerd.
uitzonderlijk, omdat van het gezelschap dat tachtig
jaar tot 1943 bestond, het notulenboek bewaard bleef,
nu te raadplegen in het Noord-Hollands Archief. Marie
Nierhoff, ambtenares en archivaris van de Gemeente
Bloemendaal, begreep dat dit een bijzonder archiefstuk
was en beschreef in 1967, aan de hand van het
notulenboek, de geschiedenis van het gezelschap in
negentien pagina’s. Het is niet altijd even boeiende
lectuur, door alle aandacht die Nierhoff besteedt aan
bestuurswisselingen, vergaderingen en jubilea, maar
zo leren we wel de hoofdrolspelers kennen. Ze waren
actief in het verenigingsleven, zoals in Bloemendaal’s
Bloei, en vaak gemeenteraadslid. Er was een directeur
van het postkantoor, een aannemer, een burgemeester
(J.W.A. Immink) en een nazaat van een burgemeester
(N. Rouwens), die tevens lid was van het College van
Zetters, een commissie die burgers moest beschermen
tegen willekeur van de fiscus. De commissie werd
in 1914 opgeheven, maar misschien is een herstart
nu niet zo gek. Een aantal leden kwam - het is niet
verbazingwekkend - uit het onderwijs. Onder de
oprichters waren twee onderwijsmannen: G.H.
Sonderman, gouverneur van de kinderen van de
vermogende H. Huijghens Backer - zelf ook lid - en C.J.
de Pecker, hoofd van de Christelijke School. Sonderman
vertrok al na twee jaar uit Bloemendaal en De Pecker
volgde hem op als voorzitter, een functie die in dit
Gezelschap niet zonder pretentie president-directeur
werd genoemd en die De Pecker maar liefst van 1876
tot 1904 bekleedde, waarna hij als dank ‘een stevige
en smaakvolle zetel’ kreeg aangeboden, een cadeau
dat hopelijk tijdig met de ontvanger was afgestemd.
Van het bestuur dient men zich ook verder geen
geringe indruk te maken. Om alles in goede banen
te leiden waren er naast de president-directeur een
secretaris, een penningmeester, een commissaris en
vanaf 1910 ook een bibliothecaris. De eerste die deze
belangrijke functie bekleedde was de heer P. Asjes,
tevens voorzitter van de Commissie tot Wering van
Schoolverzuim, wat natuurlijk tot aanbeveling diende.
Artsen en BN'ers
Er waren ook artsen in het gezelschap. Joost van der
Wissel bijvoorbeeld, die zich in 1877 als huisarts in
Bloemendaal vestigde en H. Lemstra van Beusekom die
35 jaar lid was geweest toen hij in 1942 overleed.
De bekende en alom tegenwoordige Dr. Dirk Bakker
was ook van de partij. Hij was bij gebrek aan andere
kandidaten en enigszins tegen zijn zin in 1904/1905
zelfs kort voorzitter (lees: president-directeur), een
soort tussenpaus. Belangrijker was dat hij in 1888
onder de leden gratis het blad De Kwakzalver, orgaan
van de Vereeniging tegen de Kwakzalverij, liet
circuleren. In 1913 werd hij erelid.
De Bekende Nederlanders ontbraken niet: Dr. Jac.
P. Thijsse en de Spinozist en vrijdenker Prof. Dr.
Johannes van Vloten, die ontslag had moeten nemen
in Deventer aan het Atheneum Illustre wegens ruzie
met de kerk en in 1868 in Bloemendaal kwam wonen
om de frisse duinlucht en vanwege de aanwezigheid
in Haarlem van een Meisjes HBS voor zijn dochters.
De leden van het Kennemer Leesgezelschap kwamen
nooit bijeen om over de lectuur van gedachten te
wisselen, maar ze vergaderden wel twee keer per
jaar in een horecagelegenheid: Café ’t Hemeltje of
de hotels Vreeburg, Welgelegen en Zomerzorg. In de
voorjaarsvergadering werden de gelezen tijdschriften
en boeken onderling verkocht en in het najaar legde
het bestuur financiële verantwoording af en besloten
de heren welke aanschaf men voor het komend jaar
zou doen. Geen vereniging zonder gemopper. In het
Kennemer Leesgezelschap ging dat over het niet
tijdig doorsturen van de lectuur, waarvoor de leestijd
bepaald was op een week, uiterlijk anderhalve week.
Ook de voorjaarsvergadering leidde geregeld tot
ongenoegen, omdat er te weinig leden aanwezig
waren en het bestuur de tijdschriften en boeken
niet kwijtraakte. Dr. Bakker noemde het eens een
‘treurige en bespottelijke vertooning’. De lectuur
werd in de eerste periode betrokken via Haarlemse
boekhandels en vanaf 1901 van de Bloemendaalse
boekhandel P. Stins, die na vier jaar al geen prijs meer
stelde op de klandizie. Pas vanaf 1920 verzorgden
Dr. Wouter Hermanus Christiaan
van Esveld 1879-1958
Voorzitter 1932-1943
‘Tot gezellig onderhoud voor beschaafde
kringen'
Belangrijke vraag is natuurlijk wat de vooraanstaande
leden van het Kennemer Leesgezelschap wilden
lezen. Marie Nierhoff heeft in een bijlage van haar
boekje de titels van de tijdschriften precies genoteerd.
De titels van de boeken zijn slechts bekend tot 1917,
omdat de notulen ze na die tijd niet meer vermelden.
Bij de start van het gezelschap in 1863 waren er
vijftien abonnementen, variërend van het degelijke
cultureel-literaire maandblad De Gids en de eveneens
serieuze Vaderlandsche Letteroefeningen en Onze Tijd
van de Vereeniging van Letterkundigen tot lichtere
kost als Het Leeskabinet en Mengelwerk tot gezellig
onderhoud voor beschaafde kringen. Er moest ook
gelachen kunnen worden, getuige het Humoristisch
Album en Kladderadatsch, humoristisch-satyrisches
Wochenblatt. Sommige abonnementen werden vele
jaren aangehouden - De Gids zelfs bijna tachtig jaar
tot de opheffing van het gezelschap in 1943 - andere
werden na één of twee jaar opgezegd om soms later
ook weer eens terug te keren. Zo stond The British
Workman maar één jaar (in 1873) op het programma
en Elsevier's Maandschrift in 1892 en vervolgens van
1901 tot 1941, toen het van de bezetter niet meer
mocht verschijnen. Toen De Nieuwe Gids, het blad
van de Tachtigers, dat zich afzette tegen De Gids, in
1885 begon te verschijnen, pleitte de heer S.C. Raven,
bierbrouwer van beroep, voor een abonnement, waar
echter weinig animo voor was. Ze hadden toch al
De Gids, waarom dan ook nog De Nieuwe Gids. Maar
ach, als ze Raven er een plezier mee deden. Toen hij
echter het jaar daarop vertrok, was dat een goede
gelegenheid het abonnement schielijk te beëindigen.
achtereenvolgens de Bloemendaalse boekhandels
Bladergroen, Gorter en Vernout de leverantie.
Cornelis Jacob de Pecker
1828-1905
President-directeur 1876-1904
Prof. Dr. Johannes van Vloten
1818 - 1883
H