Dertien hooggeplaatste en welgestelde heren die zichzelf lieten
vereeuwigen als een zeventiende-eeuws Schuttersgilde, zetten zij
zichzelf daarmee niet erg voor schut?
www.onsbloemendaal.nl
nr. 1 voorjaar 2021
21
Schietgang
‘Boxen en schieten zijn na vrouw en kinderen het
grootste geluk', schrijft burgemeester jhr. C.J.A. den
Tex in 1930 in zijn dagboek. Zijn dochter Ursula,
jarenlang redacteur bij Vrij Nederland, citeert hem in
haar boek Erfgenamen (2009).
Den Tex, sportief als hij was, vond dat iedere
getrainde politieman over die vaardigheden
moest beschikken. Hij stimuleerde het boksen bij
de sportbeoefening en stelde voor het korps een
gedetailleerde schietinstructie op. Bij de bouw
van het langverwachte nieuwe politiebureau
in 1937 zal de inbreng van Den Tex er zeker toe
hebben bijgedragen dat in de kelder een destijds
supermoderne schietgang werd aangelegd. Hij
oefende regelmatig in die schietkelder en aangezien
hij zich ook met de jacht bezighield, is het goed
voorstelbaar dat hij zijn jachtvrienden er wel eens
bij uitnodigde. Daar was genoeg belangstelling
voor, want samen pistoolschieten is een stuk
makkelijker te realiseren dan een jachtpartij.
Na de Tweede Wereldoorlog groeide het aantal
schietgrage heren van aanzien tot een vaste kern
eker een kwart eeuw hing het
schilderij op een prominente plek
in de werkkamer van mijn vader,
Jan Voerman, in het Bloemendaalse
politiebureau in Overveen, waar
nu Albert Heijn gevestigd is. Het
schilderij - van de hand van de toen bekende
schilder Eppo Doeve - heeft mij altijd gefascineerd.
Dertien hooggeplaatste en welgestelde heren die
zichzelf lieten vereeuwigen als een zeventiende-
eeuws Schuttersgilde; zetten zij zichzelf daarmee
niet erg voor schut? En wat is het verhaal achter die
dode eend - met die tekst op dat label: ‘Fa P. v.d.
Stad, Wildhandel, Kleine Houtstraat 136'?
Ik wist wel iets over de Schietclub Bloemendaal,
maar niet veel. Het afgelopen halfjaar ging ik op
onderzoek uit: - ik raadpleegde archieven en sprak
met nabestaanden. Ik vond heel wat puzzelstukjes,
maar ook veel niet. Het informele gehalte van de
club was hoog, de groep had geen formele status,
zelfs geen enkele rechtsgrond. Strikt genomen
bestond de club officieel niet eens, ze hebben ook
nooit de krant gehaald. Het was - zo bleek mij -
vooral een vriendenclub, waarvan de sporen door
de tijd al flink zijn uitgewist.
Een schuttersstuk?!
Al binnen een jaar na oprichting namen de heren
het besluit zich te laten vereeuwigen door een
kunstschilder in de stijl van een zeventiende-
eeuws schuttersstuk. Er zijn zeker mensen in hun
omgeving geweest die zich afvroegen of ze nog
bij hun volle verstand waren. Binnen de Schietclub
was er weinig tot geen twijfel over. In die nog zo
korte periode van hun bestaan was de onderlinge
verstandhouding blijkbaar al zo goed, dat ze dit wel
met elkaar op touw durfden te zetten. Het heeft veel
van een schooljongensgrap van volwassen mannen
die elkaar goed kunnen hebben, maar tegelijk
is het kenmerkend voor de sfeer van onderling
vertrouwen die deze club gedurende haar hele
bestaan gekenmerkt heeft.
Een van de leden was P. (Piet) van Eck, directeur van
Bonaventura, de uitgever van Elseviers Weekblad.
Van Eck was goed bevriend met Eppo Doeve,
die een vast dienstverband bij Elsevier had en in
1950 nog maar net op weg was om een van de
populairste kunstschilders/tekenaars van Nederland
te worden. Het lag zodoende voor de hand dat Van
Eck het initiatief nam om zijn vriend bij de club voor
te dragen als maker van het schilderij.
Waarom lieten zij zich als schuttersgilde afbeelden?
Ongetwijfeld omdat ze dat amusant vonden.
Maar daarnaast is er ook tenminste één markante
overeenkomst tussen de Schietclub en de oude
schutterijen uit de zeventiende eeuw. Zo'n
schuttersstuk stelde een buurtwacht voor die de
orde handhaafde en zo nodig de stad verdedigde,
maar vooral was het een portrettengalerij van
vooraanstaande mannen met belangrijke functies.
Dit laatste past één op één bij de Schietclub.
Wilden ze hiermee misschien een
schuttersvereniging-traditie weer leven inblazen?
Dat is de vraag, maar ik ben wel een paar opvallende
details tegenkomen die dat enigszins ondersteunen.
De schuttersmaaltijd in december, een jaarlijkse
hoogtepunt bij de Schietclub, kan in dat licht
gezien worden. Ook de eretitel ‘Keizer' voor de
van twaalf in 1949. Kennelijk wilden ze er wat meer
bestendigheid en structuur in aanbrengen. Onder
aanvoering van Den Tex werd op 29 februari 1950
de ‘Schietclub Bloemendaal' opgericht. Mijn vader
- in 1947 benoemd tot hoofdinspecteur-korpschef
van de gemeentepolitie - was een van de leden.
Z