www.onsbloemendaal.nl
nr. 1 voorjaar 2021
25
C.J.A. den Tex met jachtbuks, vóór 1940.
(Foto: “Erfgenamen", Ursula den Tex 2009)
Het politiebureau aan de Bloemendaalseweg hoek Tetterodeweg. Achter de hoge
smalle ramen boven de hoofdingang en in de zijgevel bevond zich de kamer van
korpschef Jan Voerman waar het schuttersstuk 25 jaar de wand gesierd heeft.
(Foto: gemeente Bloemendaal)
Het schilderij is daarna opgehangen op mijn vaders
werkkamer recht boven de hoofdingang van het
politiebureau. Iedereen die die kamer binnenliep
werd meteen met het schilderij geconfronteerd.
Het viel ook moeilijk te missen met die nogal
imponerende groep schutters en zijn afmeting van
een meter tien bij een meter zeventig. Er zijn leden
van de Schietclub geweest die met een zoon of
dochter naar het bureau kwamen om te laten zien
dat papa echt op een soort Nachtwachtschilderij
afgebeeld was. Veel beschouwers lieten
begrijpelijkerwijs hun eigen interpretatie los op
het stuk. Een oud-politieman die in 2005 voor Ons
Bloemendaal een verhaal schreef over zijn leven
en werk, wist zelfs zeker dat het door Den Tex
geschilderd was.
Wapens
Het is moeilijk te achterhalen wie van de heren zelf
een wapen had, laat staan wat de herkomst was. Er
werd in die tijd wat makkelijker naar vuurwapenbezit
gekeken. Pas in 1986 kwam er een wettelijke
regeling die een wapenvergunning verplicht
stelde. Van maar zeven schutters heb ik echt vast
kunnen stellen dat ze zelf een pistool hadden, of
meer dan een. Dit laatste gold in elk geval voor
de burgemeester. Van Reinders Folmer weten we
uit overlevering dat hij, buiten zijn jachtgeweren,
een ‘Walther officierspistool’ bezat. Ook Simon van
Leeuwen had een wapen, waarover twee van zijn
dochters hadden meegekregen dat het aan het eind
van de oorlog was ‘achtergelaten’ door een Duitse
soldaat. Van verscheidene leden is bekend dat ze
hun wapen bewaarden in een nachtkastje of de
linnenkast. Kennelijk zijn dat geliefde bergplaatsen
voor zaken die uit het zicht moeten blijven.
‘De theorie van het schieten'
De Schietclub kwam aanvankelijk elke week bij
elkaar, later werd dat eens in de twee weken op
maandagavond. Er was natuurlijk sprake van enige
competitie bij het schieten. Na elke schietbeurt
werd de schijf of pop met behulp van een door een
handwiel bediende kabel over de hele afstand van
dertig meter naar de schutter toe getransporteerd,
zodat de resultaten vergeleken konden worden.
Na afloop begaf de hele groep zich doorgaans
naar Hotel Roozendaal om daar nog enige tijd ‘de
theorie van het schieten door te nemen’ Dit laatste
is een gevleugelde uitdrukking geworden. Iedere
afstammeling van welke schutter ook kent deze
uitspraak. Veel belangrijker was echter wat er in die
ongedwongen sfeer, behalve de stellig eigensoortige
humor, tussen deze mannen uitgewisseld werd.
Ondanks grote verschillen in politieke achtergrond
en overtuiging was er geen onderwerp dat niet
ter sprake kon komen, dus ook heel persoonlijke
en ingrijpende dingen. Die vertrouwelijkheid zegt
alles over de vriendschap die de ongeveer laatste
vijftien jaar van de Schietclub zo gekenmerkt heeft.