www.onsbloemendaal.nl
14
nr. 2 zomer 2021
Lisa van de Bunt en Dickje Meijer (2019)
ook geportretteerd, maar gek genoeg lijkt dat
portret veel minder, of er ontgaat ons iets. De
tuinman van de familie van mijn jeugdvriend
Fred hing levensgroot in hun zitkamer,
prachtig. Helaas is niet bekend waar dit portret
nu is. Dickje werd door haar grootvader
geschilderd en getekend in alle mogelijke
leeftijdsfasen en decors, bijvoorbeeld Dickje
op het winterse Meertje van Caprera. Zij was
echt zijn lievelingsobject. Een bijna hemels
blond meisje dat hem kennelijk groot geluk
schonk. Ook zijn vrouw Dicky was dol op haar
kleindochter waarbij verwennerij op de loer
lag.
Deze bijdrage is in verkorte vorm opgenomen
in de nieuwsbrief van de Simon de Heer
Stichting www.simondeheer.nl die zich ten
doel stelt het werk van deze schilder onder de
aandacht te brengen en te houden.
Kleindochter Dieckje en auteur Lisa van de Bunt, Duinwijckweg,
(zomer 1949)
Dickje en Lisa
Met Dickje heb ik tot op de dag van vandaag
een bijzondere relatie. Op de foto spelen
we samen op de Duinwijckweg in de zomer
van1947. We schelen twee en een half jaar.
Het vliegtuig was een creatie van haar vader
Cees Meijer. Terugblikkend leek ons leven
voornamelijk te bestaan uit spelen. Spelen op
straat, waar de oorlogsschade nog duidelijk
zichtbaar is achter het vliegtuig, of in onze
tuin. Daar groeven wij, geholpen door
klasgenoten van de BSV, holen in het talud
van de Zomerzorgerlaan. Dit tot ergernis
van voorbijfietsende politieagenten. Ook
speelden we een officiële trouwerij tussen ons
beiden met een rondje om de vijver in onze
tuin. Dickje met een bruidssluier van vitrage
gemaakt door mijn moeder. De foto hiernaast
illustreert dat Dickje en ik nog steeds contact
hebben, hoewel zij al haar hele leven in het
buitenland woont en wij ‘gewoon’ hier. De foto
rechts is gemaakt tijdens de finissage van de
Simon de Heer tentoonstelling in Museum
Haarlem in 2019. Kunstkenner Willem de
Winter, bekend van ‘Tussen Kunst en Kitsch’
was uitgenodigd om toelichting te geven
op het werk van De Heer te midden van zijn
tijdgenoten. Conclusie: ‘enigszins traditioneel
maar wel groot vakmanschap’,