Zeeuwse babbelaar Nelia en Nora de Vos liepen via een plank over de sloot met hun vader mee het bos in, waar hij koeien op een weiland had staan. Eenmaal in het bos, gingen ze over een dam, die toen in de vijver lag. De koeien moesten ze tweemaal per dag melken. Het verhuurde veld liep parallel aan de Bennebroekervaart en de Meerweg. Vanaf die weg zag je ook het ooievaarsnest, hoog op een paal. Het was elk jaar bezet. Vader De Vos huurde het weiland van eigenaar E.J. Everwijn Lange. Die kwam bij de familie De Vos thuis om de huur op te halen. De kinderen vonden hem een indrukwekkende man. In hun eigen, opvallend lange achtertuin hielden ze varkens. En er liepen zeker honderd kippen vrij rond. Eieren verkochten ze ook aan het grote huis van de familie Willink e omwonende kinderen van het Willinkbos kwamen er legaal of illegaal, alleen of met hun ouders. Ze waren er op zondag en in de vakanties, lopend, fietsend, te paard of schaatsend en zelfs gemotoriseerd. Aan de Reek, een korte weg langs de zuidkant van het bos, legden aardige vaders planken over het kikkerslootje tussen de achtertuinen en het bos, waar de kinderen dankbaar gebruik van maakten. Het mocht eigenlijk niet en als de boswachter je zag, kwam hij boos achter je aan. Maar je wist op den duur wel wanneer hij waar was. Het Willinkbos, of Bos van Willink, lag tussen de Bennebroekervaart aan de zuidkant, de Binnenweg in het westen, de grens met Heemstede in het noorden en de Ringvaart aan de oostkant. Ambachtsvrouwe Arnoldine Leonie Willink was de laatste eigenaar van het hele gebied. Na haar dood in 1950 erfde de Nederlands Hervormde Kerk het bezit en verkocht de oostelijke helft, lopend tot aan de Ringvaart, aan S.J. Fontein. Hij verkocht het zuidoostelijke deel daarvan, lopend langs de Bennebroekervaart, aan E.J. Everwijn Lange. De westelijke helft van het hele terrein, grenzend aan de Binnenweg, ging in 1973 naar Landschap Noord-Holland en kreeg de naam Bennebroekbos. aan de rand van het bos. Als de meisjes geluk hadden, kregen ze een Zeeuwse babbelaar van de kokkin in het souterrain. Nora mocht zondags met het buurgezin Van Driel mee wandelen in het bos. Op zondag legden ze ook bloemen bij de plek waar honden van juffrouw Willink begraven lagen. Er waren vijf stenen, in een halve cirkel om een boom heen gerangschikt. Op de grafstenen stonden de namen van de honden. De oorlog Henk Jansen keek hoe op 3 mei 1943 het staartstuk van een bommenwerper, aangeschoten door de Duitsers, naar beneden kwam. Het werd afgeremd door een boom en maakte een zachte landing bij de sloot tussen hun achtertuin en het bos. Henk zag van dichtbij hoe een bemanningslid uit het wrak klom. Burgemeester Van Hardenbroek was met zijn hond in het bos en nam de gewonde man, William Stannard, mee naar het grote huis. Huisarts Manschot verzorgde de brandwonden, waarna de Duitsers hem gevangen namen. In 1948 keerde Stannard terug naar Bennebroek om iedereen te bedanken. Johanna Roozen heeft in de oorlog spaanders van ‘hun’ boom geraapt. Tijdens de Hongerwinter had juffrouw Willink bomen in haar bos aan Bennebroekse gezinnen beschikbaar gesteld. De vaders trokken het bos in om bomen te kappen. De kinderen raapten de spaanders bij elkaar. Elk stukje hout voor de kachel was welkom. Irene Westmaas was de nicht van de boswachter, weet nog hoe zij na de bevrijding met Frans de Wit van de bibliotheek in een versierd bootje op wielen over straat naar het Willinkbos reed. Voor de gelegenheid heette dat het ‘Bevrijdingsbos’ Wie had dat nou? Afgezien van de weekenden, hadden de kinderen van de Reek het grote bos bijna voor zichzelf. ‘Welk kind had dat nou?’ De omringende bossen waren in particulier bezit en afgesloten voor anderen. Maar in het Willinkbos, voorbij het grote huis, plukten de meisjes vrijelijk sneeuwklokjes, daar waren hele velden vol van. Op andere plekken vonden ze boshyacinten, morgenster, koekoeksbloemen, fluitenkruid, vergeet-mij-nietjes en boterbloemen, of lisdodden langs de vijvers. "We maakten boeketten en boeketjes, en regen madeliefjes aan elkaar.” De lelietjes-van-dalen roken het lekkerst. In de herfst raapten de kinderen eikels en kastanjes om mee te spelen en beukennootjes die soms bitter en soms lekker waren. Het was ook traditioneel hutten bouwen, verstoppertje of tikkertje met verlos spelen en in bomen klimmen. De grote kastanje vlak achter de Reek was mooi om in te klimmen. Minder braaf was de keer dat ze een onervaren vriendinnetje uit het dorp bij zich hadden die ook in de boom klom. Toen zij er niet meer uit kon komen, renden de anderen hard weg. ”Erg, hè?” www.onsbloemendaal.nl nr. 3 herfst 2021 27 D

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2021 | | pagina 27