Rondleiding van de groep genodigden
Rechts van de oprijlaan stond ooit
het prieel waarvan Godfried beweerde
dat hij het zelf had gebouwd. Op 24
januari 1963 kopte het Algemeen
Dagblad: ‘De Heer Bomans heeft
zich een prieel gebouwd’. Godfried
beschreef in ‘Hoeden Af’ verschenen
in Wij Bouwen (samengesteld en
uitgegeven in 1962 ter gelegenheid
van het gereedkomen van de
miljoenste na de oorlog gebouwde
woning) zijn vergeefse bouw-
pogingen. Zijn geklungel duurde
weken tot hij uiteindelijk hulp
accepteerde: ‘Een werkman vertelde
me nog, dat ze de volgende dag
onder het schaftuur het vraagstuk
Voormalig bewoner Robert Schipper,
leidde ons gastvrij rond. In de voortuin
plaatste de familie Schipper een
beeldje van ‘Pa Pinkelman’ en ‘Tante
Pollewop’ gemaakt door beeldhouwer
Hero Paul de Vries als eerbetoon
aan Bomans.
odfried Bomans
kocht het huis
van oom Frits
Hagemeijer,
de associé van
zijn vader. De
Bloemendaalse
villa werd in
1890 gebouwd in het lommerrijke
‘Bloemendaalse Park’ Godfried,
zijn vrouw Pietsie en de baby Eva,
gingen er op 6 maart 1961 wonen.
De villa droeg toen nog de naam
‘Hill Cottage’ Pas in 1971 doopte
Godfried zijn woning: ‘Boshof’ Dat
was de naam van de villa aan de
Kleine Houtweg 125 in Haarlem,
waar Godfried van 1924 tot 1932
woonde. Bomans bemachtigde het
‘Boshof’ geveltableau in Jugendstil,
dat sindsdien aan de voorgevel
bevestigd is.
Het tuinhuis
Achterin de tuin ligt het tuinhuisje
op een hoge duin. Bomans: ‘Ik had
gewoon een ontzettende drang
om daar zo’n huisje neer te zetten.
Waarom weet ik eigenlijk niet. Ik kan
net zo goed thuis werken’ (Haagsche
Post, 4 mei 1968). We weten wel dat
Bomans intens kon genieten van zijn
Bloemendaalse tuin, zoals tijdens het
ontluikende voorjaar:
‘..Alles is verwachting wat je ziet
en ruikt. Je hoort wat breekbare,
porseleinachtige vogelgeluiden en
uit de grond stijgt een vreemde,
plotseling vervoerende geur van
aarde, mos, verteerde blaren en
nog iets erbij dat geen naam heeft.
En opeens is die geur dan weer
spoorloos verdwenen..’ aldus Bomans
in zijn artikel Extra omnes (1980).
Het tuinhuisje werd bekend als het
‘schrijvershuisje’ en staat er nog
steeds, aan drie kanten onder de
grond. Een met paaltjes afgezet steil
oplopend pad leidt naar de ingang.
Door bovenraampjes valt daglicht
naar binnen dat door witgeschilderde
wanden wordt weerkaatst. Daardoor
lijkt het kamertje licht en ruim. De
warmte komt van de open haard.
Daarin knetteren sfeervol enkele
boomstammetjes, die we beneden
aan het duin al konden ruiken.
Ooit stonden hier een tafel, drie
stoelen, een oude televisie, en er kon
een bed uitgeklapt worden. Het was
de bedoeling dat Godfried hier zou
besproken hadden, wie de grootste
stommeling van Bloemendaal was.
Met uitzondering van de metselaar,
die een debiele neef in de familie had,
kreeg ik alle stemmen en het gaf mij
toch een vreemd soort voldoening
om te weten, dat ik althans in die
richting tot een top-prestatie was
doorgedrongen.’
Wel ontving Bomans hier bezoek. Zij
konden er praten, roken, drinken, enz.
Er was zelfs sprake van een wijnkelder
van ca. honderd flessen (Haagsche
Post ,4 mei 1968). Overigens, onze
gastheer Robert Schipper heeft
diverse malen de vochtige vloer
vervangen, maar geen fles wijn
gevonden.
Het huisje heeft niet alleen te lijden
van vocht, maar ook van vallende
sparren- en dennenappels en takken.
De bovenlichten vertonen diverse
barsten. Het hout is hier en daar aan
reparatie toe. Het is een wonder dat
het tuinhuis er nog staat.
Met dank aan Robert Schipper en
familie voor de gastvrije ontvangst,
Ron van der Gaarden, Frank van der
Voordt, Mieke Poelman, en Jan Teengs
(foto’s).
schrijven en studeren, zoals zijn idool
Charles Dickens ook een werkhuisje
had. Er werd wel gezegd dat Bomans
soms dagen zat te schrijven in zijn
tuinhuisje en er ook bleef slapen.
‘Als hij weer eens een boek schrijft,
overnacht hij er soms.’
‘Welnee’, spreekt Bomans tegen, ‘dat
staat er voor logés, ik heb er nog nooit
gezeten, maar het is prettig te weten
dat ik het zou kunnen doen’ (Het
Vaderland, 20 november 1970).
Ons bezoek gaf ons een bijzonder
inkijkje in de Bloemendaalse tuin waar
Bomans zich zo thuis voelde. Of zoals
Bomans in een interview met Adriaan
Venema (1969) openhartig terugblikt
op zijn vele reizen: ‘Krankzinnig dat ik
in Hongkong stond, terwijl ik het niet
prettig vond, maar toen ik eenmaal in
Bloemendaal terug was, merkte ik pas,
dat de stilte kon suizen en wist ik hoe
gelukkig ik ben met mijn leven hier....’<^|^
G