Bijzondere schilderijen in de
salons van huis Leyduin
in
i
1
F?
C
www.onsbloemendaal.nl
20
nr. 3 najaar 2023
Detail Waterval op Leyduin
Huidige situatie, met gesloten sluisjes
Salon in Leyduin, met 'de Hoenderhofen 'Oude vrouw in gebed'
Gert de Kruif
Het huis Leyduin, een creatie van architect Andries de Maaker, wordt vaak
ouder geschat dan het is. Merkwaardig genoeg geldt dat ook voor twee
opvallende schilderijen waarmee de eerste bewoners hun woonvertrekken
opluisterden.
uit Hendrik Tollens, ‘Zomeravondliedje’
(ca. 1820).
dyllisch landschap
Het schilderij toont meer
dan alleen de bruisende
waterval. De achtergrond
wordt gedomineerd
door een bos met jonge
loofbomen vol in het
blad. Links is op een
verhoogd stuk duingrond een achttal
schapen te zien met een staande en
een zittende herder bij een boom. Met
de rug naar ons toe staat een heer in
een rood/paarse driekwart jas, een
soort pandjesjas, met een hoofddeksel
dat zo te zien een driekante steek
is. De man steunt op een smalle,
cilindrische wandelstok van hout
of wellicht metaal en wijst met zijn
rechterarm naar de twee herders op
de waterval. Het is verleidelijk om in
hem prof. mr. David Jacob van Lennep
(1774-1853) te zien afgebeeld. Deze
classicus, dichter en bestuurder was
immers sinds 1808 eigenaar van dit
terrein. Tussen de boomstammen is
een lichte oranjegloed in de lucht te
zien die, gezien het ontbreken van
(ochtend)waas en het gelige van de
lucht, vermoedelijk bedoeld zal zijn als
avondschemering. Het geheel maakt
een bucolische, romantische indruk.
Bijzonder is ook de bijpassende
vergulde negentiende-eeuwse lijst
die er vermoedelijk al vanaf het begin
omheen heeft gezeten.
Watervallen werden indertijd wel
vaker aangelegd op landgoederen
en buitenplaatsen in Nederland. Het
bekendste voorbeeld is vermoedelijk
die in het park Sonsbeek in Arnhem
(uit 1826), waarvoor heel wat meer
Schilder Pieter Bouman
Over de schilder Pieter Bouman is
helaas (nog) weinig bekend, en van
zijn oeuvre kennen we ook vrijwel
alleen wat titels. We weten dat hij in
Dordrecht is opgegroeid. Volgens
twee kunstenaarsbiografen uit zijn
tijd, R. van Eijnden en A. van der
Willigen (1820), legde hij aldaar ‘de
eerste gronden der Schilderkunst,
die hij vervolgens inzonderheid te
Amsterdam beoefend heeft, zoodat
men hem onder de verdienstelijke
Landschapschilders rangschikt.’ In
1815 verhuisde hij naar Heemstede,
‘en nam de goede gelegenheid die
hij daar had, om naar de natuur te
teekenen, ijverig waar.’ Hij exposeerde
in de loop der jaren diverse
landschapschilderijen. Daaronder
waren er twee in Amsterdam in 1816
‘waarvan dat, eenen Waterval bij
rotsblokken zijn gebruikt dan voor
die van Leyduin. Op het Veluwse
landgoed Hoeve Delle (Loenen)
is er eveneens een te zien, en ook
andere landgoederen in Gelderland
en elders kennen of kenden ze.
Het is een typisch romantisch
parkelement. Door de waterval
prominent in een landschapschilderij
op te nemen, zoals Bouman heeft
gedaan, is een werk ontstaan dat,
zij het op een bescheiden manier,
in een bijzondere traditie staat: van
de watervalschilderijen van proto-
romanticus Jacob van Ruisdael tot de
vele schilderijen uit de romantiek met
onder meer de Zwitserse watervallen
bij Lauterbrunnen en Italiaanse zoals
die van Tivoli en Chiavenna.
Bronnen:
A. Coops e.a., Leyduin, Vinkenduin,
Woestduin, Een visie op de toekomstige
ontwikkeling van drie buitenplaatsen
in Zuid- Kennemerland. 3 dln
(Wageningen 1985), deel 2.
E. de Haan e.a, Leven op Leyduin, over
wonen en werken op een buitenplaats
(Landschap Noord-Holland 2013).
Website ‘Tuinhistorisch Genootschap
Cascade’ en Website ‘Librariana’.
Leiduin buiten Haarlem voorstellende,
inzonderheid beviel’ Het lijdt geen
twijfel dat het daarbij om het hier
besproken schilderij gaat, dat ook
door Bouman werd gesigneerd.
Het werk verraadt een geoefende,
professionele hand, maar Bouman
was toen ook al rond de 52. Het
doek zal waarschijnlijk, naar de
toenmalige praktijk, binnen in het
atelier zijn geschilderd op basis van
buiten gemaakte schetsen met krijt
en waterverf. Bouman leverde er een
mooie bijdrage mee aan de lofzang
op de natuur die zo eigen was aan de
toenmalige romantiekperiode.
‘Hoor toe! schoon dauw en duister wast,
Het murmlend beekje ruischt en plast,
Het klotsend water welt;
Het klotst, in spijt der duisternis,
Dat hier geen stad, geen steenklomp is,
Maar waterval en veld.’
A
■V'
li&i*
5]
I
i