14
De heer Van den Berg zegt, dat dan van de buizen-
verordening zou kunnen gebruik gemaakt worden, waarop
de Voorzitter antwoordt dat die verordening niet kan wor-
den toegepast, omdat de buizen zouden moeten worden ge-
legd door een boschje, hetwelk niet voor den openbaren
dienst bestemd is.
De heer Van den Berg deelt verder mede, dat van
de buizen aan de Doodweg reeds een riool op den vijver
uitloost. doch de Voorzitter blijft dit een ongewenscht
punt vinden.
Hierna stelt de heer Van den Berg voor, om de
zaak aan te houden en te onderzoeken, of de uitloozing
van het riool niet zou kunnen geschieden op den vijver
van het kerkhof.
De Voorzitter merkt op, dat dit voorstel verder gaat,
dan dat van den heer Honig en dus eerst moet behan-
delt worden.
De heer Dr. Droog stelt voor, dat Burgemeester en
Wethouders in het algemeen een nader onderzoek zullen
instellen, de heer Van Houten licht de bedoeling van den
heer Dr. Droog toe, dat deze uitsluitend een nieuw onder-
zoek wenscht doch de Voorzitter had liever eene duidelijke
opdracht, hij verklaart zich bepaalt tegen de uitloozing van
het riool in den vijver van het kerkhof en wil eerst laten
stemmen over de voorstellen van de heeren Van den Berg
en Honig.
De heer Van der Eijken meent, dat beide voorstel-
len zouden kunnen onderzocht worden.
De heer Dr. Droog betoogt, dat zijn voorstel het
eerst moet behandeld worden, omdat dit de verste strek-
king heeft, hij stelt namelijk voor de voordacht te renvoy-
eeren aan Burgemeester en Wethouders, om een nader
onderzoek irt te stellen.
De Voorzitter herhaalt, dat dit eene onduidelijke op-
dracht is, hij zou het practischer oordeelen, als de Raad
over de voorstellen van de heeren Van den Berg en Honig
afzonderlijk uitspraak deed.
Ook de heer Van. der Eijken zou wenschen dat be-