10
Dit College vroeg hierop, of omtrent het bouwplan het
advies was gevraagd van de üezondheidscommissie, waar-
op Burgemeester en Wethouders antwoordden, dat dit niet
was geschied, omdat de bouw- en woningverordening was
vastgesteld na ingewonnen advies der Gezondheidscommissie
en in die verordening de eischen zijn aangegeven, waar-
aan de straten moeten voldoen.
Verder werd er op gewezen, dat tegen de goedkeuring
van een vorig plan, waaromtrent ook niet het advies der
Gezondheidscommissie was ingewonnen, geen bezwaar was
gemaakt.
Bij hunnen brief van 22 April 1908, No. 38, deelen nu
Gedeputeerde Staten mede, dat ook over dat vorig plan
het advies der Gezondheidscommissie had behooren te zijn
ingewonnen en wijzen zij er op, dat de Gezondheidswet
niet kent eene onderscheiding tusschen besluiten, welke op
zich zelf staan en die welke het uitvloeisel zijn eener voor-
afgaande verordening, maar in art. 6 zeer algemeen spreekt
van besluiten en verordeningen.
Hierom zenden zij het bouwplan Dölleman terug om
dit aan eene hernieuwde overweging te onderwerpen en
voegen er bij een brief van den lnspecteur der Volksge-
zondheid, den heer Wentink, teneinde bij de hernieuwde be-
handeling met diens opmerkingen rekening te houden. in
dien brief wordt bezwaar gemaakt, dat in het pian Dölle-
man niet voldoende rekening wordt gehouden met het
landelijk karakter der gemeente en dat, als er geene voor-
tuintjes komen, de te planten boomen te dicht op de
woningen zullen komen te staan, waarop de Voorzitter
betoogt, dat ook, al komen langs de geprojecteerde wegen
geene voortuintjes, dit noch een bezwaar is voor de boomen
noch voor de huizen, zooals op verschillende punten der
gemeente kan blijken.
Verder spreekt die brief van eene overeenkomst met de
familie Dölleman, waartegenover de Voorzitter doet uit-
komen, dat alleen een ingediend plan is goedgekeurd,
waarbij de gemeente de niet onbelangrijke voordeelen heeft