2
Van af zijn dertigste jaar heeft hij voor de gemeente
gewerkt.
En hij heeft dus veel in de gemeente zien veranderen
en aan de veranderingen zijn krachtigen steun verleend.
Hij had een ruimen blik.
Zag hij in zijn zaken, later die van zijn zoon, in, dat
nieuwere uitvindingen wijziging in het bedrijf noodig maak-
ten, hij begreep ook, dat in de zich ontwikkelende gemeen-
te aan dringende behoeften moest worden voldaan.
Ik behoef het u niet te herinneren, dat hij den bouw
van een nieuw Raadhuis voorstelde. omdat hij zelf gezien
en begrepen had, dat in het oude het werk voor de gemeen-
te niet meer behoorlijk kon geschieden en hij begreep ook,
dat dit Raadhuis niet alleen voor de tegenwoordige be-
hoeften moest worden gebouwd, maar dat het nog lange
'jaren zou moeten voldoen en er dus onbekrompen ge-
bouwd moest worden, wilde men niet spoedig weer voor
moeilijkheden staan.
En dat acht ik juist zoo'n heerlijke eigenschap van den
betreurden overledene, dat hij op zijn hoogen leeftiid niet
overhelde - wat zoo vergeeflijk zou zijn geweest - tot een
strak conservatisme, maar dat zijn geest frisch bleef, zoo-
lang het dag voor hem was.
Wij hebben een diep medelijden met hem gehad, toen
zijn laatste Ievensmaanden zijn gegaan langs een weg van
groote lichaamssmart en wij htfcten 't voor hem een ge-
nade geacht, dat hij ten slotte daaruit verlost werd.
Maar wij missen hem zeer en zullen hem blijven ge-
denken.
De herinnering aan Hendrik Peeperkorn zal niet licht
worden uitgewischt, ook niet bij mij persoonlijk, want ik
hield veel van hem, en blijf hem dankbaar, dat hij mij
vriendschap wilde betoonen.
Hij ruste in vrede
Deze rede werd onder eerbiedige stilte door den Raad
aangehoord.
Nadat allen weder gezeten waren, werd de heer Honig
door het lot aangewezen om het eerst zijne stem uit te
brengen.