4
heer Van den Berg niet zou kunnen ondervangen worden
door eene bepaalde snelheid- voor te sehrijven, ook langs
de stoomtram staan op sommige punten borden, waarop
de snelheid is aangegeven.
De Voorzitter deelt mede, dat deze bepaling van snel-
heid voor de stoomtram niet meer rechtsgeldig is en be-
toogt verder, dat de snelheid, waarmede gereden wordt,
moeielijk is na te gaan, hij acht het in de Motorwet neer-
gelegde beginsel omtrent strafbaarheid beter.
De heer Van Meeuwen vraagt, of het hoofd der politie
niet het recht heeft automobielen langzaam te doen rijden
in de kom der gemeente, hij wijst op het woe'ste rijden
langs de wegen, waardoor de voetgangers de hoofdwegen
mijden en wel in den zomer wegens het stof en in den
winter wegens het slijk, dat de automobielen opwerpen.
De Voorzitter zegt, dat met de bestaande Motor- en
Rijwielwet niet te bereiken is, wat de heer Van Meeuwen
beoogt, omdat de gemeente niet het recht heeft eene ver-
ordening te maken betreffende het langzaam rijden op eeH
rijksweg.
De heer Honig is er niet voor de Kerklaan voor Motor-
rijtuigen af te sluiten, maar meent, dat door plaatsing van
borden met het opschrift „Motorrijtuigen langzaam rijden",
aan het bezwaar zou worden tegemoetgekomen.
De Vôorzitter zegt, dat ze dan nog niet strafbaar zijn
als ze snel rijden, waarop de heer Honig antwoordt, dat
bij eventueele ongelukken door snel rijden het geplaatste
bord tegen de rijders getuigt.
De heer Van den Berg zegt, dat door motorruigen ge-
makkelijk kan gekeerd worden op de losplaats aan het
eind van den Bleekersvaartweg bij de Kerklaan, waarop
de heer Van der Weiden opmerkt, dat dan gekeerd wordt
op de Kerklaan.
Daar het amendement van den heer Van den Berg om
de Kerklaan voor het verkeer met motorrijtuigen te sluiten
voldoende wordt ondersteund, brengt de Voorzitter dit in
stemming, waarop het wordt verworpen met 8 tegen 2
stemmen, die der heeren Van den Berg en Van Meenwen.