15
De Voorzitter herinnert aan de in het rapport vermelde
lange voorgeschiedenis van de overname der Bleekersvaart
en wiist er op, dat deze nuttige zaak, welke aan de ge-
meente volgens de ten slotte getroffen regeling geen geld
zou kosten, had kunnen mislukken, indien daaraan de
voorwaarde van eene losplaats werd verbonden. De tegen-
stemmers tegen de losplaats wisten vooruit dat deze met
gemakkelijk zou zijn te verkrijgen, daar de heer Adr. van
der Horst, die daarvoor het meest geschikte terrein bezat,
dit niet wenschte af te staan, terwijl dan volgde een min-
der geschikt terrein van den heer Q. van Houten, die met
zou nalaten in dit geval een hoogen prijs te vragen.
Spreker herinnert zich, dat deze motieven in de Raads-
vergadering zijn opgegeven.
De tegenstemmers wilden de zaak niet laten afspringen
op de losplaats, welke zooals de heer Homg zeer terecht
heeft opgemerkt, nog altijd kan komen.
Het voorstel van eene losplaats trof spreker dan ook
als een donderslag aan helderen hemel, omdat door deze
als voorwaarde te stellen, de overname der Bleekersvaart,
welke gereed was om af te doen, misschien niet tot stand
had kunnen komen. De Voorzitter zegt dit niet als ver-
wijt, omdat de voorsteller der losplaats een man was, die
overigens in de bres sprong voor het gemeentebelang,
maar spreker betoogt, dat het niet aangaat het zoo voor
te stellen, zooals in het strooibiljet op den avond vöor de
gemeenteraadsverkiezing, dat de Raadsleden, die tegen de
losplaats maar wel voor de overname der Bleekers-
vaart stemden, hun eigen belang zouden hebben gesteld
boven het gemeentebelang, daar zij deze beschuldiging met
verdiend hebben.
De heer Van den Berg verzoekt ten goede te houden,
dat hij uitsluitend kan afgaan op het rapport, zooals dat
voar hem ligt, en daaruit maakt hij op, dat het nuttige
voorstel van een losplaats tout prix, zelfs al kon deze
voor niets verkregen worden, is afgestemd.