De Voorzitter antwoordt hierop, dat hij meent, dat dit
niet strafbaar is, art. 52 der Gemeentewet zegt, dat bij
het doen van keuzen of voordrachten van personen de
stemming geschiedt met besloten en ongeteekende
briefjes, er staat niet bij, dat het verboden is bekend te
maken, als een Iid weet, hoe een ander lid gestemd heeft,
zoodat spreker meent, dat hier niets aan te doen is.
De heer Van den Berg vraagt daarna, of zooiets de
goedkeuring van den Voorzitter kan wegdragen, waarop
deze zegt daarop moeielijk te kunnen antwoorden en er
zich niet over uit te laten.
De heer Van den Berg meent, dat zooiets in strijd is
met de waardigheid van den Raad, spreker doelt hier op
het geval, dat in de courant is gepubliceerd, dat de heer
Jansen Hendriks onlangs op den heer Polet heeft gestemd
en zegt, dat verteld wordt en hij zelf ook uit het inge-
zonden stuk opmaakt, dat een Raadslid aan den inzender
moet gezegd hebben zoo en zoo is gestemd.
De Voorzitter zegt, dat de beschuldiging vrij vaag is
en meent, dat de Raad zich daarmee niet kan inlaten.
De heer Dr. Droog ziet er geene beschuldiging in van
den heer Jansen Hendriks, dat bekend gemaakt is, op wien
deze zou gestemd hebben.
De Voorzitter zegt, dat het hier meer gaat over het be-
kendmaken van de stemming.
De heer Van Meeuwen betoogt, dat, wanneer met ge-
sloten briefjes gestemd wordt en een raadslid ziet als stem-
opnemer op wien gestemd is, het dan afkeurenswaardig is,
als deze het zoubekend maken, omdat hij dan van de
aldus verkregen kennis misbruik maakt.
De heer 'Jansen Hendriks vraagt, of de stembriefjes
direct vernietigd worden, waarop de Voorzitter antwoordt,
dat dit wel eens niet gebeurd is, maar dat hij in het ver-
volg daar zeker goed op letten zal.
De heer Van der Eijken vraagt, of dit eigenlijk wel een
punt is om in eene raadsvergadering te behandelen, waar-
op de heer Jansen Hendriks betoogt, dat het zeer hindert
16