De heer Van den Berg herhaalt zijne meening, dat, als
de werklieden ios zijn, de keuze gemakkeliiker is, hij acht
het voor de betrokkenen zelf grievend, iedereen kent hier
elkander en dan wordt later van iemand gezegd, ze kun-
nen hem niet plaatsen, de Voorzitter blijft echter bij zijne
meening, dat het hetzelfde blijft, als de arbeiders los zijn.
De heer Van Meeuwen zegt, dat, als een voorloopig
aangestelde werkman goed voldoet, het de bedoeling is.
dat deze een vast werkman zal wordendoet zich nu het
geval voor, dat een voorloopig aangestelde werkman wordt
ontslagen, dan wordt gezegd, dat hij niet voldaan heeft
en men hem daarom niet moet hebbenwordt daarentegen
een los werkman ontslagen, dan wordt gezegd, dat hij
gedaan heeft gekregen, omdat er geen werk was. Spreker
zegt dit ter verduideiijking van het denkbeeld van den heer
Van den Berg.
De Voorzitter zegt, dat dezelfde indeeling van het werk-
volk, als is voorgesteld, wordt gevolgd aan andere gas-
fabrieken en vraagt onder welke rubriek dan de eigenlijke
losse werklieden zouden moeten vallen.
De heer Van den Berg acht de voorloopige aanstelling
een grief voor den werkman.
De heer Honig ziet het bezwaar niet zoo diep in, hij
denkt zich het geval, dat een voorloopig aangestelde uit-
stekeHde werkman toch niet op zijne plaats is in de gas-
fabriek, daarom behoeft bij ontslag toch niet gezegd te
worden, dat het geen goed werkman is, het kan een beste
werkman zijn, maar het werk kan hem wel niet bevallen.
Spr^ker zegt, dat. te dezer zake niet roekeloos mag wor-
den te werk gegaan en de aanstelling aan de prudentie
van het bestuur moet worden overgelaten.
De Voorzitter betoogt, dat bij eene voorloopige aan-
stelling de proef voor beide partijen gelijk staat, hij stelt
het geval, dat een bloemistknecht stoker zou worden, dan
kan het zijn, dat, ôf wel dezen het werk niet bevalt, ôf
wel dat hij niet geschikt is voor stoker, spreker ziet hierin
voor dien man niets grievends.