7. De Voorzitter vraagt dan, waarom men aan den voor- kant de afscheiding op eene hoogte van 1.80 Meter wenscht te laten. waarop de heer Van den Berg antwoordt, dat hij deze voor versiering daar op die hoogte zou willen laten, omdat hij meent, dat het anders zou misstaan bij het hoo- ge inrijhek, de heer Van der Eijken was van dezelfde mee- ning. De Voorzitter is het hiermede niet eens en meent, dat eene hooge afscheiding aan de voorzijde meer ontsiert dan eene lage, hij zou voor luxe geene verdere uitgaaf wen- schen te doen en zou daarom. als werd besloten dat aan de zijkanten de afscheiding lager zou worden, er voor zijn, dat ze dan aan den voorkant even laag wordt. De heer Van den Berg acht dit eene quaestie van smaak. waarna de heer Van der Eijken voorstelt om ook aan de voorziide de afscheiding te maken ter hoogte van 1 Meter met daarboven drie prikkeldraden, waardoor ze feitelijk 1.35 Meter hoog wordt, hij neemt op zich, dat alsdan vol- doende voor de veiligheid is gezorgd. De heer Honig vindt de bedoelde afsluiting ter hoogte van 1 Meter wel wat laag en geeft in overweging een middenweg bijv. eene hoogte van 1.4.0 Meter. De heer Van Wickevoort Crommelin zegt, dat bij de be- doelde afscheiding ter hoogte van 1 Meter de eene dief den anderen het gestolene tusschen het prikkeldraad en het vlechtwerk door kan overgeven, ook de heer Van Meeuwen acht zulke afscheiding wel wat laag, omdat daar- door niet voorkomen wordt. dat iemand op het terrein kan komen, hij gevoelt meer voor den door den heer Honig voorgestelden middenweg. De heer Honig vraagt het gevoelen van den Voorzitter, waarop deze antwoordt, dat met eene afsluiting tei hoogte van 1.80 Meter de menschen worden tegengehouden, zoo- als bij de afsluiting te Woestduin, die ongeveer dezelfde hoogte hebben zal, ook de heer Van Wickevoort Cromme- lin zegt, dat het dan absoluut zeker is, dat er niemand o - verheen komt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1909 | | pagina 7