15 April 1909
17.
De heer Van den Berg deelt mede, dat de wagenmaker
Hogeland bij hem als Commissielid is gekomen, zonder
eenige uitnoodiging, uit eigen beweging.
De heer Van Meeuwen stelt het op prijs, dat de heer
Van den Berg dit mededeelt, een wagenmaker uit Heem-
stede heeît aan spreker medegedeeld, dat de heer Van den
Berg tot hem heeft gezegd „ik zal om u denken", nu
komen de wagenmakers hierop neer. zij verwachtten een
bericht om mede te dingen, om die reden is dan ook de
vraag gesteld.
De heer Van den Berg hoopt, dat de heer Van Meeu-
wen het spreekwoord zal huldigen, dat de eene dienst den
andere waard is, hij zegt, dat als iemand u op den weg
aanhoudt en ziine fcelangen aanbeveelt en gij antwoordt dan:
„ik zal om u denken", dan bedoelt gij daarmede, dat gij
diens belangen niet uit het oog zult verliezen, had spre-
ker gezegd ,,kom van avond of morgen bij me", dan was
het eene andere zaak, dit nu is niet gebeurd, spreker is
geene verantwoording schuldig, wat hij in de commissie-
vergadering gezegd heeft, als daar motieven waren, die
het niet wettigden om de eigen wagenmakers te begunsti-
gen, dan is er geen bezwaar tegen, dat anderen het werk
uitvoeren.
Dan vervolgt de heer Van den Berg tot den heer Van
Meeuwen, dat, waar deze zich zoo warm maakt voor de
ingezetenen. hij hem als lid der plantsoenen Commissie
wil herinneren aan het plantsoen, dat geplant is in den
tuin van den Directeur der Gasfabriek, spreker heeft steeds
op den voorgrond gesteld, dat alle tuinlieden uit de ge-
meente zoüden mogen meedoen aan levering voor de
plantsoenen en nu vraagt hij, of ook anderen in de gele-
genheid zijn gesteld geworden naar genoemden aanleg
mede te dingen.
De heer Van Meeuwen zegt, dat in de Commissie- ver-
gadering werd behandeld een voorstel van Burgemeester