15 Juli 1909
—12—
De Voorzitter wijst er op, dat door borden zai ken-
baar gemaakt worden de voorwaarde, waarop op dat
voetpad mag worden gereden en dat de overtreders
kunnen gestraft worden. Het staat niet in de verorde-
ning, dat borden zullen geplaatst worden, dit behoeft
ook eigenlijk niet en daarom werd het beter geoor-
deeld die bepaling er uit te laten, het ligt echter wel
in het voornemen in het belang van het pub'iek de
noodige borden te plaatsen.
De heer Van Meeuwen zou op de borden voor
bedoeld voetpad ook wenschen vermeld te zien, dat
het geen ruiterpad is.
De Voorzitter acht het wel gevaarlijk, om dit op
die borden te vermelden, en beter dat bekeuringen
gemaakt worden, het rijden met paarden op de voet-
paden toch is reeds verboden bij de algemeene poli-
tieverordening.
Verder wijst spreker er op dat aan het einde van
den derden regel van art. 2 zijn uitgevallen de woor-
den: „47, Provinciaa! Blad van 1903, no." en dat in
art. 11, vijfden regel abusievelijk zijn blijven staan de
woorden „bedoeld onder 1" zoodat deze behooren
te vervallen.
Algemeen wordt goedgevonden deze wijzigingen
aan te brengen.
Op voorstel van den Voorzitter wordt verder nog
goedgevonden te bepalen, dat de Verordening in wer-
king zal treden op 1 October 1909, waarna de ont-
werp- verordening met de daarin gebrachte en reeds
vermelde wijzigingen met algemeene stemmen wordt
vastgesteld.