19 Augustus 1909.
—12—
nu de autoriteiten zeggen, dat zonder aanvulling der
vacature het onderwijs niet goed is, meent hij dat men
het advies moet opvolgen.
De heer Van der Eijken vraagt of de benoeming
van een onderwijzer niet voor een bepaald aantal ja-
ren kan geschieden.
De Voorzitter antwoordt, dat dit niet geoorloofd is,
maar dat wel iemand kan worden aangesteld, om tij-
deüjk als onderwijzer dienst te doen, zooals nu met
Mej. Schrameijer het geval is.
Spreker zet in verband hiermede uiteen, dat Burge-
meester en Wethouders eerst aan Mej. Th. M. Kemna
hadden toegestaan om op proef drie maanden te Haar-
lem werkzaam te zijn, waarbij zij hier werd vervangen
do°r Mej. Schrameijer, toen haar nu alhier ontslag
was verleend met ingang van 1 Augustus jl. was op
dien datum eene vacature en daarin is tijdelijk voor-
zien tot 1 September a.s.
De heer Van der Eijken gevoelt wel voor het ge-
opperde bezwaar om in de vacature te voorzien als
bleek, dat het aantal leerlingen bepaald nog meer zou
verminderen, doch van den anderen kant gevoelt hij
er ook voor, dat het onderwijs goed moet zijn.
De heer Van Meeuwen zou er tegen zijn, om, als
in de vacature wordt voorzien, dan het schoolgeld te
verhoogen, door die verhooging toch zou het aantal
leerlingen sterk kunnerT achteruitgaan en dan zou er
later op gewezen kunnen worden, dat het voorzien
in de vacature niet noodig was geweest.
De Voorzitter antwoordt, dat hij niet gezegd heeft
dat van Burgemeester en Wethouders een voorstel
zou uitgaan tot verhooging van het schoolgeld, als in