19 Augustus 1909.
—8—
Wethouders, maar schaart hij zich aan de zijde der
minderheid, hoewel, zooals spreker herhaalt, hij een
principieel voorstander is van het bijzonder onder-
wijS.
De heer Honig deelt mede, dat hij eveneens staat
aan den kant van het bijzonder onderwijs, als gemeen-
teraadslid acht hij het echter zijn plicht evengoed te
zorgen voor de openbare school, omdat hij ook ver-
tegenwoordigt dat gedeelte der ingezetenen, dat zijne
kinderen naar die school zendt, spreker staat op het-
zelfde standpunt als de heer Dr. Droog, dat gezorgd
behoort te worden voor in alle opzichten voldoend
lager onderwijs, hij voor zich zou het beter geoordeeld
hebben niet het advies te vragen van het hoofd der
school en den Arrondissements-Schoolopziener, als
men zich toch niet stoort aan de door hen aange-
voerde gronden, spreker zal dan ook niet tegen dat
advies in stemmen.
De heer Van Meeuwen releveert de opmerking
van den heer Van Houten, dat als er nog 12 kinde-
ren minder op school gaan, voor de aan te stellen
leerkracht geen subsidie zal worden genoten, en zegt
dat men zich daarnaar niet moet richten, al gaat de
school nu achteruit, dan is het de vraag, of deze bij
beter onderwijs niet zou vooruitgaan, spreker betoogt,
dat moet gezorgd worden, dat de openbare school
niet achterstaat; het is wel een offer voor de gemeen-
te en het onderwijs kost veel, zoodat niet moet wor-
den overdreven, doch nu is het versch.il met de bij-
zondere scholen te groot, het is de plicht te zorgen
dat de school een goeden naam heeft, en de gemeen-
te moet daarop zich niet bekrimpen.