19 Augustus 1909.
—9—
De Voorzitter wenscht de verschillende sprekers
achtereenvolgens te beantwoorden; omtrent de opmer-
king van den heer Van der Weiden, waarom vroeger
het hoofd der school niet gewezen heeft op het be-
zwaar van samenvoeging van twee klassén, zegt de
Voorzitter, dat hij zich niet herinnert, of aan het hoofd
der school daarover officieel om advies is gevraagd,
doch dat hij zeker weet, dat deze dit toen ook be-
treurde, het gold toen het niet aanvullen der vacature
van een onderwijzer, waarvoor in het geheel geen
subsidie werd genoten en, al heeft men eenmaal een
dergelijken stap gedaan, dan behoeft men nog nietden
tweeden stap te doen. De opmerking, dat het school-
geld niet veel opbrengt, beantwoordt spreker, dat dit
in 1908 heeft opgebracht f348.70 en dat, als de heer
Van der Weiden en ook andere heeren meenen, dat
dit te Iaag is, dan een voorstel tot verhooging zou
kunnen worden gedaan, kinderen van onvermogenden
kunnen toch kosteloos school gaan, zoodat die ver-
hooging alleen zou treffen personen, die het betalen
kunnen.
De Voorzitter beantwoordt dan den heer Van Hou-
ten, dat, al zal met Mei a.s. het gezamenlijk aantal
kinderen van de 4de en 5de klasse lager worden,
het toch nog meer dan vijftig zal blijven, derhalve een
hoog getal.
Bij niet- vervulling der vacature komt de gemeente
wel niet in conflict met de Wet, maar bedacht moet
worden, dat de Wet minimum- eischen stelt voor ge-
heel Nederland en de bevolking hier andere behoef-
ten heeft, dan in zeer afgelegen plaatsen.
Het bezwaar, dat bij vermindering van het aantal