26 October 1909.
—16—
Nadat met goedvinden der vergadering de heer Van
den Berg voor de derde maal het woord heeft ver-
kregen, zegt deze, in verband met het gesprokene
door den heer Van Houten, dat bij verpachting van
den tol, men later niet met pensioneeren te maken
zou hebben.
De Voorzitter brengt eerst in stemming het voor-
stel van Burgemeester en Wethouders om den to!
op te heffen.
Dit voorstel wordt echter verworpen met 6 tegen
vijf stemmen, die der heeren Van Meeuwen, Beelen,
Dr. Droog, Van Houten en Van derWeiden.
Vaststelling Derhalve komt nu aan de orde het opnieuw vast-
der Verorde- stellen van de verordening op de heffing van tolgel-
ning op de ^en.
heffing van [)e heer Van der Weiden is het eens met den heer
tolgelden Van Meeuwen, dat de ingezetenen, die den tol niet
op den kunnen misrijden, daaraan het meeste moeten btalen;
Binnenweg. hij wijst verder op de onbillijkheid dat iemand, die
den tol heeft uitgekocht, toch moet betalen, als hij
met een huurrijtuig er door rijdt, hij stelt hierom voor
uit de bestaande verordening te laten vervallen de
woorden „mits de rij- of voertuigen en de paarden,
muilezels of ezels zijn eigendom zijn of door hem
in vaste huur, dat is minstens bij de maand, bezeten
worden"'.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer Van den Berg verklaart zich tegen die
wijziging, de koetsiers toch trachten steeds om op de te-
rugreis weer een ander vrachtje op te doen en zoo
zal er dan nog wel eens een vreemde in zitten.