31 Maart 1910.
15
begonnen wordt, dan behoeft geen aanbesteding meer
gehouden te worden; als altijd meer gegeven wordt,
dan krijgen zij, die het goed uitrekenen, het nooit.
Spreker erkent, dat het niet verbreeden van de vaart,
eenigszins als motief kan gelden, doch dit wordt nog
niet fl per dag, eene kleine vergoeding zou daarvoor
kunnen gegeven worden.
De heer Van Houten kan niet toegeven, dat het
aanschaffen van een derden vuilniswagen een derde
paard noodig maakte, spreker acht het geen gezonden
toestand om telkens eene toelage te verleenen, dan
zou hij het beter oordeelen de aanbesteding af te schaf-
fen.
De heer Van Meeuwen zou wenschen, dat scherp
werd uitgedrukt, waarom gegeven wordt, als dit ge-
schiedteen aannemer moet te voren de zaak goed
onderzoeken, want hij moet er van bestaan; spreker
zou er bepaald op tegen zijn eene toelage boven de
aanneemsom te geven alleen omdat te laag is aange-
nomen.
De Voorzitter betoogt, dat de quaestie van uitbrei-
ding van het aantal vuilniswagens wel een goed mo-
tief is, de derde wagen toch is vooral noodig gewor-
den, omdat de groote uitbreiding der gemeente plaats
heeft in het noorden en niet vlak in de buurt van
het terrein van den reinigingsdienst.
De heer Van Wickevoort Crommelin betoogt, dat
de hoogere kosten voor den aannemer niet zitten in
den derden wagen, maar in de bespanning en fourage.
Spreker heeft den aannemer indertijd reeds er op gewe-
zen, dat deze daarvoor te weinig rekende; als de sloot
bij het terrein van den reinigingsdienst goed in orde