31 Maart 1910.
20
geslagen zijn, met motorbooten wordt wel snel geva-
ren, en de kanten worden daardoor zeer beschadigd
gelijk te zien is aan het land van Mevrouw Van Mer-
len langs de ringvaart.
De heer Höcker betoogt, dat de booten van anker
zijn geslagen, door het passeeren van booten in de
ringvaart.
Art. 20 bis wordt hierna door den Voorzitter in
stemming gebracht en met'10 stemmen ongewijzigd
vastgesteld, de heer Höcker stemde tegen.
Nadat de Voorzitter omtrent art 20 ter heeft toege-
licht, dat dit wordt voorgesteld om het instuiven te-
gen te gaan, wordt dit artikel met algemeene stem-
men ongewijzigd vastgesteld.
Bij art. 20 quater vraagt de heer Van Meeuwen
waarom onder a de bepaling van minder dan een Me-
ter is opgenomen, waarop de Voorzitter uiteenzet, dat
eenigszins is gevolgd de bepaling van het Burgerlijk
Wetboek, en dat 2 Meter is aangehouden voor op-
gaand houtals een korte afstand wordt toegestaan
en derhalve eene haag vlak op den kant wordt gezet,
is na zekeren tijd de vaart versmald.
De heer Van Meeuwen zegt, dat hij het daarmede
volstrekt niet eens is, als eene haag op den kant van
het water wordt geplaatst, wordt het een vaste kant;
als de haag op eenigen afstand wordt geplaatst, wordt
er vuilnis achter geworpen; waar hagen staan op den
kant, blijft deze zooals hij is; als ze er niet staan,
wordt de kant uitgeloopen en de vaart smaller.
De heer Van Wickevoort Crommelin is van de-
zelfde meening als de heer Van Meeuwen; hij wijst
verder op het bezwaar, dat op de plaatsen, waar een