31 Maart 1910.
22
zoek aan Burgemeester en Wethouders en onder toe-
zicht van den opzichter; er wordt dan niet gegapt van
de vaarten; spreker deelt de bezwaren van den heer
Van Wickevoort Crommeiin; hij juicht toe de bepa-
Iingen op de beplanting, hij weet een geval, dat langs
het water Iand is aangeplempt; toezicht acht hij wen-
schelijk, doch overigens zou hij beplanting wel willen
toestaan.
De Voorzitter zegt, dat eigenlijk bij het voorstel van
den heer Van den Berg Burgemcester en Wethouders
nog grootere macht zouden krijgenhij heeft geen
bezwaar in dien geest een artikel te redigeeren hij
zou willen voorstellen de verdere behandeling aan te
houden en dan opnieuw in eene volgende vergade-
ring de zaak te behandelen, de artt. 20 bis en- ter blij-
ven dan ongewijzigd gehandhaafd; hij wenscht te we-
ten, of de Raad meegaat met het door den heer Van
den Berg aangegeven denkbeeld gaan Burgemeester
en Wethouders te ver, dan kan de Raad de verorde-
ning weer intrekken of wijzigen; de bepalingen om-
trent bestaande beplanting zouden dan kunnen ver-
vallen, behalve die betreffende het opsnoeien, omdat
eene openbare vaart niet als een erf wordt beschouwd.
De Raad vindt algemeen goed de zaak aan te hou-
den en dat voor art. 20 quater eene redactie zal wor-
den ontworpen in den geest van het denkbeeld van
den heer Van den Berg.
De heer Van Wickevoort Crommelin zou, nu toch
eene wijziging der Algemeene Politieverordening wordt
voorgesteld, daarin bepalingen wenschen op te nemen
waarbij verboden is te kleine honden voor karren te
Iaten trekken.