28 Juni 1910.
14
houdens in die gevallen, waarin de binnenieidingon door
haar zijn aangelegd.
Art. 17.
De Directeur der Gemeente-Duinwaterleiding is bevoegd
de buizen der binnenleidingen te doen onderzoeken.
Art. 18.
Wanneer eene binnenleiding, die niet door de Gemeen-
te-Duinwaterleiding is gelegd. gereed is, doet de abonnent
aangifte ten kantore van de Gemeente-Duinwaterleiding
met opgaaf van de plaatsen waar kranen door hem zijn
aangebracht.
Van aiie veranderingen aan eenmaal goedgekeurde lei-
d ngen moet binnen 24 uren schriftelijk kennis gegeven
worden aan den Directeur der Gemeente-Duinwaterleiding,
opdat deze kan nagaan of bedoelde verandering ook in-
vloed heeft op het verschuldigde bedrag of overeenkomstig
de voorschriften is aangebracht.
Verder moeten de binnenleidingen om de vereischte
goedkeuring te erlangen voldoen aan de volgende
bepalingen
1. Onmiddelijk volgende op de stop of alsluitkraan
moet een leegloopkraan vvorden aangebracht voor
zoover de Directeur der Gemeente-Duinwaterleiding
z.ulks noodig acht.
2. de leidingen moeten zoodanig gelegd worden,
dat zij zoo weinig mogelijk aan vorst zijn blootge-
steid, (alzoo niet onmiddelijk tegen buitenmuren) en
geheel geledigd kunnen worden.
3. buitenleidingen moeten zoo worden aangebracht,
dat zij in den winter geheel geledigd en buiten wer-
king gesteld kunnen worden.
t v