28 Juni 1910.
7
De capaciteit van den watermeter wordt door den
Directeur der Gemeente-Duinwaterieiding vastgesteld.
Het onderhoud van den watermeter komt ten laste
der Gemeente-Duinwaterleiding; alle schade evenwel,
daaraan hetzij door vorst of anderszins toegebracht,
is voor rekening van den gebruiker.
Het opnemen der meterstanden heeft in den regel
maandelijks plaats door beambten, door den directeur
daartoe aangewezen.
De verbruikers ontvangen na het opnemen eene
schriftelijke verklaring waarop vermeld staat de vori-
ge meterstand en de sedert de laatste opname ver-
bruikte hoeveelheid duinwater.
Bij twijfel aan de juiste aanwijzing van den v/ater-
meter kan eene verwisseling van den watermeter
zoowe! door den gebruiker als door de Gemeente-
Duinwaterleiding worden verlangd.
De beproeving geschiedt ten kantore der Gemeen-
te Duinwaterleiding en kan door den gebruiker of
iemand van zijnentwege worden bijgewoond.
Geschiedt de beproeving op aanvraag van den ge-
bruiker en blijkt, dat de watermeter minder dan 3
pCt. te veel aanwijst, dan betaait de gebruiker de
kosten ad. f 5 voor het verwisselen en het beproeven.
Blijkt de watermeter daarentegen bij die proef groo-
ter verschil aan te wijzen, dan komen de kosten voor
rekening van de Gemeente-Duinwaterleiding.
Geschiedt de beproeving op verlangen van den Di-
recteur der Gemeente-Duinwaterleiding dan worden de
kosten door de Gemeente-Duinwaterleiding gedragen_
Met den verbruiker wordt het volgens de onjuiste
aanwijzing van den beproefden meter over de drie