28 Juni 1910
9.
op hij zijne bediening heeft aanvaard, zijnde 1 Maart
1910.
De heer Van Mëeuwen acht het geven van eene
vergoeding niet wenschelijk, dan toch zal de opzich-
ter zijn rijwiel ontzien en dit bij slecht weer laten
staan, hierom zou hij het beter oordeelen hem voor
den dienst een rijwiel van de gemeente te geven, on-
der verplichting om dit goed te onderhouden; bij ee-
ne nieuwe regeling zou hij het wenschelijk oordeelen
in de instructie op te nemen, dat de opzichter per rij-
wiel alles moet nagaan.
De heer Honig vindt het voorstel van Burgemees-
ter en Wethouders goed gekozen en wil dit met kracht
steunen.
De heer Van Meeuwen wijst nog er op, dat de op-
zichter aan zijn rijwiel in 't begin van 't jaar een
groot malheur zou kunnen krijgen, zoodat hij het dan
verder veel zal ontzien en meer zal loopen, hierom
vindt hij het rationeeler een rijwiel van de gemeente
te geven.
De heer Van Houten zegt, dat in een buitengewoon
geval, als de heer Van Meeuwen zooeven noemde,
desnoods nader zou kunnen gezien worden.
De heer Van der Weiden wenscht nog er op te
wijzen, dat een rijwiel van de gemeente allicht ook
buiten den gemeentedienst gebruikt wordt.
De Voorzitter zegt, dat de opzichter een rijwiel
heeft en dit voornamelijk in dienst van de gemeente
heeft gebruikt, bij het geven van eene vergoeding we et
de gemeente veel gemakkelijker met hoeveel zij er af
is; aan de veldwachters zijn wel rijwielen van de ge-
meente gegeven, doch het was toen meer in het be-