4 Augustus 1910.
2
Art. 4.
Hîj is verplicht te zorgen, dat het begravén geschiedt
met de vereischte plechtigheid en dat daarbij geene
ongeregeldheden voorvallen.
Art. 5.
Hij is verplicht den Burgemeester terstond ikennis
te geven van alle gepleegde onregelmatigheden op de
Algemeene Begraafplaats.
Art. 6.
Op hem zijn als doodgraver van toepassing de ar-
tikeien 2, 5, 6, 9, 10 en 11 der „Instruciie voor de
wegwerkers in de gemeente Heemstede".
Art. 7.
Hij is verplicht te zorgen voor het zorgvuidig
sChoonhouden van de paden der begraafpiaats, voor
het behoorlijk knippen der hagen en het geregeld
schoonhouden van den vijver en van de slooten 'be-
hoorende tot de begraafplaats.
Verder moet hij behoorlijk zorgen voor het onder-
houd van die zerken. monumenten en grafkelders,
welke hem worden aangewezen.
Art. 8.
Hij zal in geen geval-toelaten, dat er vee op de
begraafplaats worde geweidhij zal het grasgewas
moeten afmaaien, telkens wanneer de gemeente-op-
zichter dit noodig oordeelt, de opbrengst daarvan zal
h'j voor zich mogen behouden, doch hij zal het gras-
gewas alleen mogen hooien op dat gedeelte der be-
graafplaats, hetwelk hem daartoe door den gemeen-
te- opzichter wordt aangewezen.
Art. 9.
Hij zal zorgen dat de ijzeren hekken, mitsgaders
°P de begraafplaats staar.de zieken- en lijkenhuis
steeds gesloten zijn, doch zal de sleutels steeds op
een vaste, aan Burgemeester en Wethouders beken-
de, plaats in zijne woning voorhanden moeten hebben.