28 October 1910.
6
de is en zegt, dat de Commissie in deze homogeen
was.
De Voorzitter meent, dat door het voorstel der Com-
missie de salarisregeling in de war wordt gebracht,
omdat het eene fictie is, dat de eene adjunct-com-
mies pas met 1 Jauuari 1911 in functie zou zijn ge-
treden; Burgemeester en Wethouders meenden, dat
het goed was eene regeling te maken, waardoor in 't
vervolg de verhoogingen als vanzelf zouden komen
en niet telkens in den Raad behandeld zouden behoe-
ven te worden zij zijn eveneens homogeen en kun-
nen het amendement niet overnemen.
De heer Van den Berg vraagt hierop het woord
ter bespreking van volgnummer 44, waarop de Voor-
zitter er op wijst, dat nu aan de orde is het amende-
ment der Financieele Commissie op dat volgnummer
wat betreft de jaarwedde van den jongsten adjunct-
Commies.
De heer Van den Berg zegt dan, dat zijn indruk
van de begrooting is, dat de verhoogingen te ruim
en te snel opvolgend zijn voorgesteldhet onweer is,
in zake salaris verhooging niet van de lucht; den
jongsten adjunct-commies wil hij wel wat toeleggen,
en diens jaarwedde verhoogen tot f 500, hij is echter
tegen de overige verhoogingen en kan zich niet ver-
eenigen met de voorgestelde regeling.
De heer Van Houten is van meening, dat als de
Financieele Commissie het voorstel van Burgemees-
ter en Wethouders niet overneemt, de voorgestelde
regeling der jaarwedden van de adjunct-commiezen
niet kan doorgaan.