16 December 1910.
meente-begrooting werd behandeld. Toen had hij den
indruk, dat de brandkast tamelijk wijd open stond, er
scheen geen vuiltje aan de lucht.
Het komt spreker voor, dat het een zonderling fi-
guur maakt, dat men nu weer voor de Bank van Lee-
ning staat. Hij vraagt, waar voor deze gelden het on-
derpand is en meent, dat de Iast zal neerkomen op
de belastingbetalers.
De Voorzitter wijst er op, dat in die vergadering
de gemeente-begrooting voor 1911 is behandeld en
dat dit is eene suppletoire begrooting voor 1910, waar-
bij wordt geregeld de betaling van zaken, waartoe de
Raad in den loop van dit jaar heeft besloten met op-
dracht om later voor de financieele regeling te zor-
gen, de Raad wist dus, dat deze voorstellen moesten
komen en ze hadden niet te maken met de begroo-
ting voor 1911.
De heer Van den Berg meent, dat, als deze voor-
stellen op dezelfde agenda hadden gestaan als de be-
grooting voor 1911, een lid, dat de koorden der beurs
wenschte aan te halen, beter zou zijn bijgestaan.
De Voorzitter herhaalt, dat de Raad wist te hebben
besloten tot het doen uitvoeren van de verschiüende
werken, en ook dat daarvoor nog de Financieele rege-
ling moest komenspreker meent, dat het niet op den
weg van Burgemeester en Wethouders ligt, om op
zoo iets te wijzen
De heer Van den Berg antwoordt, dat ieder weet,
dat hij sterven moet, maar toch niet altijd er aan denkt
dit kan bij vergeten tot verschooning strekken.
De besluiten worden hierna zonder hoofdelijke stem-
ming ongewijzigd vastgesteld, waarna de Voorzitter