5 September 1911.
2
1
Deze woorden worden door den Raad met applaus
begroet.
Tengevolge van de afwezigheid van den Burgemees-
ter, de aftreding van den heer Van der Weiden, oud-
sten Wethouder, ais Raadslid, en de periodieke aftre-
ding van den heer Van Houten als Wethouder, rust
op mij, als oudste Raadslid, de taak deze vergadering
in het begin te leiden.
I. Beeediging en installatie van zes Raadsleden.
Beëediging ^e Voorzitter zegt nu eerst te zullen overgaan tot
zes Raadsle- de beeëdiging en installatie van den heer Anth. van
den. der Weiden en noodigt hem uit om in zijne handen,
overeenkomstig art. 39 der Gemeentewet, eerst den
eed van zuivering en dan den eed van trouw af te
leggen.
Als de heer Van der Weiden de gevorderde eeden
heeft afgelegd, feliciteert de Voorzitter den heer Van
der Weid en met diens herbenoeming als Raadslid en
spreekt den wensch uit, dat hij nog langen tijd zitting
in den Raad zal mogen hebben.
De heer Van der Weiden neemt daarop als oudsfe
Raadslid het Voorzitterschap van den heer Höcker
over, om de vergadering als zoodanig verder te leider.
zittersc ap vraag yan ^en Voorzitter, of de heeren
oor An q van (Vleeuwen, J. van der Plas, L. de Wilde,
Mr. P. G. van Tienhoven en C. Tromp een eed of
eene belofte wenschen af te leggen, antwoorden alleri
een eed te zullen doen.
In handen van den Voorzitter wordt daarna door ge-
noemde Heeren, overeenkomstig art. 39 der Gemeen-
tewet, de eed van zuivering en daarna de eed van
trouw afgelegd.
De Voorzitter spreekt daarop genoemde raadsleden
toe en zegt, dat het hem aangenaam is hen van har-
te geluk te mogen wenschen met hunne herbenoeming
en benoeming, waardoor de kiezers hebben te kennen
Overne-
ming Voor-
van der
Weiden.