5 October 1911.
34
a!s deze begroot is, zonder dat daarover met hen in
onderhandeling wordt getreden. De boomen worden
thans voor rekening der gemeente opgeruimd.
De heer Honig merkt op, dat het niet meer dan
billijk is, dat de gemeente de menschen betaalt, die
het slachtoffer zijn geworden van het omvallen van
boomen der gemeente, waardoor hun boel in elkaar
is gedrukt.
De Voorzitter deelt verder mede, dat volgens het
genoemde rapport de iepen aan de Kerklaan konden
blijven staan, maar moesten worden gezuiverd van
dood hout, hetgeen dan ook geschied is, van de lin-
den op de Camplaan wordt niet gesproken.
De heer Van der Eijken merkt op, dat de gemeen-
te dus juist heeft gedaan, wat zij volgens het ge-
noemde rapport doen moest.
De beplanting geschiedt ter verfraaiing van de ge-
meente.
Door dien hevigen storm is hier force majeure in
het spel en spreker vraagt zich af, waarom de ge-
meente nu moet vergoeden, men bouwt de huizen on-
der bestaande boomen.
De Voorzitter antwoordt, dat ook boomen worden
geplant, nadat de huizen zijn gebouwd; het is alleen
op grond van billijkheid, dat vergoeding wordt voor-
gesteld, een vordering daartoe is niet gedaan.
De heer Van der Weiden zegt, dat Mej. Van den
Brink er gelukkig goed is afgekomen, de boom is
v'ak boven hare legerstede op het dak gevallen en
het mensch had heel goed dood kunnen zijn.
De Voorzitter merkt op, dat de boom viel op een
ledikant, dat gelukkig niet in gebruik was.
De heer Honig zegt dat hem is medegedeeld, dat
de gemeente volgens de wet niet verplicht zou zijn
de schade te vergoeden maar dat ze er dan de han-
den moet afhouden zoodra ze gaat wegruimen be-
staat er wel verplichting.