5 October 1911.
7
gen kon blijven liggen, een kleine zou bepaald niets
uitwinnen.
De heer Höcker merkt op, dat het vervoer per
schuit met slecht weer ook moeielijk zal gaan.
De Voorzitter vraagt dan of de heer Höcker een
ander soort wagen op 't oog heeft.
De heer Höcker zegt, dat in Amsterdam 3 verschil-
lende wagens in gebruik zijn, waarvan echter de ijze-
ren spoedig zal worden afgedankt, van de beide an-
dere lost de eene achterover en de andere gaat van
onderen open, alle wagens zijn op vier wielen en e,-
gaat veel in.
De Voorzitter vraagt, hoeveel die wagens laden,
waarop de heer Höcker geen bepaald antwoord kan
geven. De Voorzitter zegt deze vraag te doen, omdat
indertijd is gebleken, dat de vuilniswagens in Rotter-
dam niet zoo veel meer laden als de wagens hier in
gebruik.
De heer Höcher zegt, dat de wagens te Rotterdam
in gebruik te Amsterdam niet bevallen, dat de vier-
wielige wagen waarvan de bodem geopend kan wor-
den, gemakkelijk trekt voor het paard, terwijl de an-
dere wagen weer gemakkelijker lossen.
De Voorzitter merkt op, dat tot de in gebruik zijn-
de karren is besloten, omdat de andere veel duurder
waren, ook kunnen deze karren gemakkelijk hier wor-
den gerepareerd, hetgeen met de andere wagens wel
eens niet het geval kon zijn.
De heer Höcker zegt, dat de nu in gebruik zijnde
wagens gauw op zullen zijn en veel gerepareerd moe-
ten worden, voornamelijk, omdat ze niet goed gesmeerd
kunnen worden.
De Voorzitter antwoordt, dat dit niet aan 't model ligt.
De heer Honig zou gaarne den inhoud der verschil-
lende wagens weten, om te kunnen beoordeelen, wel-
ke wagen aanbeveling verdient.