/.6.1
14 December 1911.
jaar f 500 te beginnen met het jaar 1913, totdat de
geheele afiossing zal hebben plaats gehad, echter kan
voor de gemeente de bevoegdheid worden behouden,
om hetzij zoo spoedig dit gewenscht wordt, hetzij na
verloop van een aantal jaren het nog met afgeloste
bedrag der leening bij grootere jaarlijksche bedragen
of in eens pari af te lossen, en dan de voorwaar-
de worden aangenomen, dat bij het doen van eene
zoodanige buitengewone aflossing van dit bedrag ten
hoogste één percent vergoeding zal betaald worden.
De sommen, welke boven het genoemde jaarlijk-
sche aflossingsbedrag worden terugbetaald, zullen wor-
den afgeschreven van de laatste termijnen der perio-
dieke aflossing.
3. De betaling der rente zal jaarlijks plaats heb-
ben op nader door Burgemeester en Wethouders în
overleg met den geldschieder vast te stellen datum of
data berekend naar den door hen met den geldschie-
ter overeengekomen rentevoet per jaar, telkens over
de op die vervaldagen verschuldigde hoofdsom; t
4. voor het sluiten der geldleening zal van het op-
genomen bedrag voor eens ten hoogste een half pCt.
provisie uitgekeerd kunnen worden.
5. Burgemeester en Wethouders kunnen de ge-
meente verbinden jegens den geldschieter, aat de af
te geven schuldbekentenis sen ten allen tijde in-
wisselbaar zal zullen zijn tegen obligatiën aan toon-
der.
De kosten hierdoor veroorzaakt komen ten laste
van de gemeente.
Rente en aflossing zullen worden gevonden uit de
gewone inkomsten der gemeente.
Gedaan ter openbare vergadering van den 14 De-
cember 1911.
De Voorzitter,
De Secretaris,