j^J/a
14 l^ocowber IHH.
13
Loon.
Abt. 21.
(1). Voor elken werkman wordt een vast weekloon
bepaald, hetwelk, onverminderd het bepaalde in art. 31,
slechts vermindering kan ondergaan wegens verzuim,
schorsing, boete of ter vergoeding van aangebrachte
schade. Dit loon wordt voor den vasten en den voor-
loopig aangestelden werkman in zijne aanstelling en voor
den lossen en den jeugdigen werkman in zijn bewijs
van aanneming aangeteekend en wordt bedoeld, waar
van gewoon loon sprake is.
(2). Voor jeugdige en losse werklieden, die nog geen
bewijs van (hunne laatste) aanneming hebben ontvangen,
wordt echter een vast uurloon bepaald, hetwelk in de
art. 23 en 25 in de plaats treedt van ,,^/eo van het
gewone loon".
(3). Het loon wordt geregeld door loontabellen vooi
elken tak van dienst door den Raad vastgesteld.
(4). In bijzondere omstandigheden kunnen Burgemees-
ter en Wethouders hoogere loonen toekennen dan în de
loontabellen zijn vastgesteld, of eene gratiflcatie toeken-
nen. Aan werklieden, die in het genot zijn van een
pensioen, hun van gemeentewege verleend, kan een
lager loon dan in de loontabellen is vastgesteld, worden
toegekend. In de Bijzondere Voorschriften kan worden
bepaald, dat aan jeugdige werklieden van een bepaalde
categorie bij gedwongen verzuim ten gevolge van weers-
gesteldheid, die geen werken toelaat, het halve gewone
loon zal worden uitbetaald.
(5). De bepaling van het vaste week- resp. uurloon
voor elken werkman geschiedt voor de door Burgemeester
en Wethouders aangestelde werklieden door dit College
op voorstel van het hoofd van dienst, voor de overigen
door het hoofd binnen de grenzen, door de loontabel
aangegeven.