J 'f/J
14 DcccHibcr 1911.
21
vermindering achterwege, voor zoover van die vermin-
dering het gevolg zou zijn, dat de werkman aan loon,
uitkeering of rente en gemeentepensioen te zamen minder
zou ontvangen dan het loon, dat hij onmiddellijk vôör
zijn ontslag genoot.
Ontslag.
Art. 32.
Ontslag al of niet op verzoek van den betrokkene wordt
verleend aan den vasten en aan den voorloopig aange-
stelden werkman door Burgemeester en Wethouders, aan
den lossen werkman door het hoofd van den dienst die
daarvan telkens onmiddellijk kennis geeft aan Burgemeester
en Wethouders, aan den jeugdigen werkman onder goed-
keuring van Burgemeester en Wethouders door het hoofd
van den dienst die zijn bewijs van aanneming heeft ge-
teekend, of, zoo de werkman dat nog niet heeft ontvan-
gen, die hem heeft aangenomen.
Art. 33.
(1). De vaste werkman, die den dienst der Gemeente
wil verlaten, moet ten minste 14 dagen vôör het tijdstip,
waarop hij wenscht, dat zijn dienst een einde zal nemen,
een schriftehjk verzoek om ontslag indienen bij het hoofd
van den dienst, die daarvoor een bewijs van ontvangst
afgeeft. In zeer bijzondere gevallen, ter beoordeeling van
Burgemeester en Wethouders, kan de termijn van 14
dagen korter worden gesteld. Op het door hem aange-
geven tijdstip wordt hem een schriftelijk bewijs van
ontslag uitgereikt, hetwelk eervol wordt verleend, indien
hiertegen volgens dit reglement geen bezwaren bestaan.
(2) De jeugdige werkman, die het bewijs van (zijne
laatste) aanneming, bedoeld art. 10, heeft ontvangen en
de voorloopig aangestelde werkman moet, wanneer hij