3 April 1912
2.
wordt gedaan, en daartoe is een College van Burge-
meester en Wethouders zeker minstens evengoed in
staat als een scheidsgerecht Een eventueel persoon-
lijk belang, dat bij een particulier werkgever zou kun-
nen bestaan, is wel uitgesloten bij de leden van het
Dagelijksch Bestuur die in dezen dus zelf niet als
werkgevers optreden, maar de vertegenwoordigers zijn
der gemeente. Hun uitspraken staan aan critiek bloot,
en het College heeft zich te verantwoorden aan den
Raad. Die verantwoordelijkheid heeft het Scheidsge-
recht niet, kan het ook niet hebben, en daarom is er
wellicht nog meer waarborg voor een uitspraak, die
het algemeen rechtsgevoel bevredigt, bij het College
van Burgemeester en Wethouders dan bij een scheids-
gerecht.
In ieder gevai zou de practijk kunnen aantoonen,
of de wenschelijkheid van een scheidsgerecht bestaat.
Wij hebben gemeend, nu door ons is teruggekomen
op een vroeger ingenomen standpunt, de motieven
daarvoor aan den Raad vôör de openbare behandeling
bekend te moeteh maken.
Wij voegen hier aan toe, dat in deze verandering
van zienswijze niet moet gezocht worden eene minder
welwillende gezindheid tegenover onze werklieden.
2. Naar aanleiding van het adres der Werklieden
Artikel 2 (2) niet te veranderen. daar bij de tegenwoor-
dige redactie niet is uitgesloten, dat eene vakvereeni-
ging van werklieden namens hen optreedt en wij werk-
lieden, die niet aangesloten zijn, niet mogen uitzonderen.
3. Ingevolge een amendement ingediend door den
Heer C. Tromp aan Artikel 4 (3) van het Werklieden-
reglement toe te voegen
Indien een jeugdig werkman voor militiedienst
moet opkomen, en blijken van geschiktheid heeft ge-
geven voor den werkkring, waarin hij was geplaatst,
zal hij na vervulling van zijne militieplichten, indien
hij dat wenscht, weder als zoodanig aangesteld kun-
nen worden
en deze zinsnede nog aan te vullen met de woor-
den indien alsdan plaats voor hem is en hij geschikt
gebleven is
4. Eene opmerking van een Raadslid, geeft ons
aanleiding in Artikel 5 (3) achter 104 weken in de
plaats van van opeenvolgende kalenderjaren te le-
zen achtereen".
