21 MEI 1912.
17
23 is geschied in de bijzondere voorschriften regelen
worden gesteld, die van het bepaalde in dit artikel at-
wijken.
Vacantie.
Art. 26.
(1). Aan vaste, voorloopig aangestelde en jeugdige
werklieden, die in een kalenderjaar minder dan het in
het tweede lid van het vorige artikel genoemde aantal
uren overeenkomstig het daar bepaalde hehben ver-
zuimd, wordt over de ontbrekende werkuren op hun ver-
zoek door het hoofd van den dienst vacantie verleend met
uitbetaling van het gewone loon; daarentegen zal, indien
een vaste, voorloopig aangestelde en jeugdige werkman
in den loop van het kalenderjaar wordt ontslagen en hij
in verhouding tot het gedeelte van het kalenderjaar,
dat hij in dienst was, meer verlofuren heeft gehad dan
hem volgens dat gedeelte berekend toekomen, dat meer-
dere verlof op het nog te ontvangen loon worden gekort.
(2). De toekenning der vacantie geschiedt onder
zoodanige voorwaarden, dat daardoor de belangen van
den dienst niet worden geschaad. Die toekenning wordt
in de bijzondere voorschriften voor elken tak van dienst
nader geregeld.
Ziekte.
Art. 27.
"Werklieden, die wegens ziekte moeten verzuimen,
hebben recht op ziekengeld; losse en jeugdige werk-
lieden echter, voor zoover zij in het tijdvak, dat aan
het verzuim onmiddellijk voorafgaat, gedurende ten minste
vier weken in onafgebroken dienstbetrekking bij de (ie-
meente zijn geweest.