21 MEI 1912. 18 Art. 28. (1). Het ziekengeld wordt uitgekeerd: a aan losse en jeugdige werklieden gedurende ten hoogste 1 week 2 achtereenvoigende weken 4 5 6 7 8 9 10 11 12 c boven 4 tot en met 6 6 weken 11 14 18 22 26 30 34 38 42 47 52 b aan vaste en voorloopig aangestelde werkiieden ge- durende ten hoogste: 4 achtereenvolgende weken, indien de ziekte aanvangt onmiddellijk na eene onafgebroken dienstbetrekking van 14 weken of minder; 513 achtereenvolgende weken overeenkomstig de onder a geplaatste tabel indien de ziekte aanvangt onmiddellijk na eene onafgebroken dienstbetrekking van boven 14 tot en met 52 weken. (2). Aan den werkman, die in het tijdvak, dat aan de ziekte onmiddellijk voorafgaat, langer dan 52 weken in onafgebroken dienstbetrekking is geweest, wordt zieken- geld uitgekeerd gedurende ten hoogste 39 achtereenvol- gende weken. (3) In bijzondere omstandigheden hebben Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid, een ziekengeld uit te keeren gedurende een langer tijdvak dan gedurende het- welk de werkman daarop overeenkomstig het in de beide 3 n n 13 aC 03 C -a c -e c-o c3 m -O OJ 0) *5 bC 11 14 18 22 26 30 34 38 42 47

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1912 | | pagina 24