28 Augustus 1912.
7
der Gemeente-Gasfabriek over 1911 vast te stellen
en goed te keuren, dat het winst saldo wordt bestemd
als is voorgesteld door de Commissie voor de Be-
drijven.
De Voorzitter spreekt hierna een woord van hulde
uit aan den Directeur der Gasfabriek door wiens
flink beheer het bedrijf tot zoo grooten bloei is ge-
bracht.
3. Vervolgens wordt het rapport der Financieele
Commissie voorgelezen omtrent de rekening der
Gemeente-Duinwaterleiding, luidende als volgt
De Commissie heeft ten slotte nog nagezien de
Winst- en Verliesrekening van de Gemeente Duinwa-
terleiding over 1911 bedragende in ontvangsten en
uitgaven f 19295,53i, alsmede de balans per 31 De-
cember 1911 bedragende in actief en pastief
f 165860,85|. Zoowel bij de winst- en verliesrekening
als bij de balans staat als saldo winst aangegeven
f 1511 60,
De Commissie heeft geen opmerkingen.
Evenals bij de rekening der Gasfabriek meende de
Commissie alle bijlagen niet behoeven te controleeren
en meent zij zich te kunnen bepalen met te advisee-
ren omtrent de aan de winst te geven bestemming.
Zij kan zich zeer goed vereenigen met het voor-
stel der Commissie voor de Bedrijven om de winst
te storten in het te vormen reservefonds van de Duin
waterleiding, zoodat zij hiertoe adviseert.
De Voorzitter zegt, dat het een verblijdend feit is,
dat de Duinwaterleiding in het eerste volle bedrijfs-
jaar reeds winst afwerpt, terwijl bij den opzet er op
gerekend was, dat in het begin der exploitatie een
subsidie zou moeten gegeven worden.
Spreker brengt daarom een woord van hulde aan
den Directeur.
Zonder hoofdelijke stemming worden hierna de ba-
lans en de winst- en verliesrekening der gemeente-
Duinwaterleiding over 1911 vastgesteld en wordt goed-
gekeurd dat het winstsaldo wordt bestemd voor het
Reservefonds van de Duinwaterleiding.
Alvorens overgegaan wordt tot de voorloopige
vaststelling der Gemeenterekening brengt de Voor-
zitter ter tafel een concept- besluit tot afschrijving
van den post voor onvoorziene uitgaven en overschrij-
ving op verschillende posten, waartoe reeds bij de
begrooting over 1911 machtiging werd verleend tot