9 Januari 1913.
6
De Voorzitter leest de artt. 1638b en 1638c voor en
deelt mede, dat het bezwaar van den Besturenbond is,
dat de afwijking, waarvan art. 1638c zevende lid
spreekt. regel is geworden en leest daarop nog voor
art. 1638d.
Burgemeester en Wethouders adviseeren nu het
volgende
Opnama in bestekken van de bepalingen van
de artt. l638c en d van het Burgerlijk Wetboek.
Aan den Raad enz.
De heer Tromp zegt, dat het hem spijt dat de eerste
daad vsn den Raad in het nieuwe jaar zal zijn tekort-
making van de rechten van den arbeider; spreker acht
de bedoding van de artikelen duidelijk en glashelder
en daarom het verzet van de patroons onbegrijpelijk,
jaren maken ze nu reeds van hun economische over-
macht gebruik door de bepalingen uit te schakelen,
de gemeente moet zich er niet voor leenen dit in de
hand te werken spreker herhaalt, dat het hem spijt,
dat deze eerste daad van het gemeente-bestuur zal
zijn ten nadeele van de arbeiders en daardoor de
patroons zulien worden versterkt in hun verzet. De
artikelen zijn zoo di idelijk, dat het onbegrijpelijk is
dat er zoo tegen gëageerd wordt. De bedoeling van
het 7de lid is afwijking toe te staan om gunstiger
bepalingen toe te kunnen passen dan dit art toestaat,
nu geschiedt het alleen voor ongunstiger regelingen.
Spreker kan zich niet voorstellen, dat de Raad daar-
in ook zal meegaan en hoopt, dat hij zich niet zal
laten dwingen door de aannemers, dit art, uit te scha-
kelen Volgens statistieken van den Centralen Bond
zijn door 0.18 pCt van het uurloon de kosten vanhet
artikel gedekt en men kan zich voor 1 pCt. per f
loon verzekeren, als het art. wordt toegepast. Spre-
ker vindt, dat er voor de gemeente geen aanleiding
bestaat het artikel uit te schakelen en gaat daarom
ook niet met het voorstel mee.
De heer Van Meeuwen merkt op, dat de gemeente
op de voorgestelde manier zich plaatst tusschen de
patroons en de arbeiders; dit was absoluut niet de
bedoeling van de wet en spreker gelooft, dat het ver-
standiger zal zijn de aannemers te verplichten om te
doen wat de wet aangeeft, hij acht aanneming van het
voorstel niet raadzaam.