6 October 1914.
15
De Voonitter zegt, dat de Raad dan zou moeten
besluiten van de bestaande verordeningen tot heffing
de eene met een jaar en de andere met 8 maanden
te verlengen.
De heer Mr. Van Tienhoven verklaart zich voor
afschaffing met 1 Januari 1916 en vraagt of dan het
volgend jaar weder tot opheffing moet worden be-
sloten.
De Voorzitter zegt, dat, indien vvordt besloten de
verordening opnieuw vast te stellen als door spreker
is medegedeeld, de tollen over een jaar vanzelf zijn
opgeheven.
De heer Peeperkorn deelt mede, dat de begrootmg
kloppend is. en daarbij is gerekend op de opheffing
der tollen, zoodat hij er tegen is om de tolheffing nog
weer voor een jaar te bestendigen Het is volgens
spreker niet anders dan bestendiging van belasting-
druk op een bepaald deel van de ingezetenen, daar
het grootste gedeelte den tol niet noodig heeft.
Het spijt hem dat hij in dit opzicht niet geheel vrij
staat, daar ook hij meermalen van de tollen moet ge-
bruik maken.
Men kan zijn neus niet buiten de deur steken. of
het is betalen. Spreker vraagt, waarom dit nog te be-
stendigen voor 1 jaar. Hij beschouwt het als een
hoofdelijke omslag drukkende op een klein deel der
bevolking. Een ander geva! zou het zijn als een ieder
hieraan was onderworpen, doch er bestaat slechts een
klein gedeelte, dat van de tollen moet gebruik maken.
De heer Preijde meent naar aanleiding van het ge-
sprokene door den heer Peeperkorn te moeten op-
merken, dat juist dat kleine deel het onderhoud der
wegen meer noodzakelijk maakt. Bovendien acht spre-
ker het geen groot bezwaar, dat iemand die met
zware vrachten over de wegen rijdt, den tol kan af-
koopen voor f 6 per jaar. Van de buitengemeenten
komt heel veel verkeer door de tollen.
De Voorzitter gelooft, dat het beter is niet al de
argumenten te herhalen voor en tegen tolheffing
De heer Waller zegt als lid der Financieele Com-
missie er voor te zijn nog een jaar met de tolgeld-
heffir.g door te gaan wegens de benarde tijden.
De heer Van Meeuwen verklaart te blijven bij zijne
meening voor opheffing en wil niet alle vroegere ar-
gumenten daarvoor weer aanhalen. Hij verklaart zich