25 Februari 1915.
3
Art. 3. Betaling.
De betaling der pachtsom moet geschieden vôör
of op den eersten November van ieder jaar ten kan-
tore van den Gemeente Ontvanger.
Wanneer de betaling niet binnen veertien dagen
na dien dag is geschied, wordt de pachtprijs, zonder
dat daartoe eenige inverzuimstelling noodig is, ver-
hoogd met een ten honderd voor iedere maand ver-
zuim een gedeelte van een maand wordt voor een
volle maand gerekend.
Alle boeten bij deze voorwaarden bedongen moeten
eveneens bij den Gemeente Ontvanger worden betaald.
Art 4. Afstand van recht op vermindering derpacht enz.
De pachter wordt geacht het gepachte volkomen te
kenneti en heeit alzoo nimmer eenige aanspraak op
vermindering van den prijs ter zake van verkeerde
opgave van grootte, aard of belendingen der perceelen.
Hij kan evenmin vermindering, kwijtschelding of
teruggave van pacht vorderen voor schade of onhei-
len, hoe ook genaamd, doorgewone of buitengewone
voorziene of onvoorziene toevallen veroorzaakt.
Art. 5. Afschrift pachtovereenkomst.
De pachter kan. desverkiezende, een afschrift van
de pachtovereenkomst erlangen tegen beialing van de
gebruikte zegels en van vijftig cent voor elke beschre-
ven bladzijde.
Art. 6. Keuze van woohplaats.
De pachter en borgen kiezen, voor de uitvoering
der overeenkomst, woonplaats ten Raadhuize van de
gemeente, waar zij op den dag der verpachting wonen.
Art. 7. Duur.
De verpachting geschiedt voor den tijd van vijf ja-
ren, welke zullen worden geacht te zijn ingegaan op
1 Januari 1915, zoodat de verpachting zal eindigen op
31 December 1919, behoudens het bepaalde in art.