17 November 1915.
Openbaar zijn de vermakelijkheden, waartoe hetzij
tegen betaling van entrée of abonnementsgelden, het-
zij om niet, toegang wordt gegeven, of waartoe per-
sonen tegen introductie worden toegelaten.
Art. 2.
De belasting is hoofdelijk verschuldigd door den
ondernemer (de ondernemers) der openbare vermake-
lijkheid en den exploitant (de exploitanten) van het
gebouw of terrein, waar zij wordt gegeven.
Art. 3.
De belasting bedraagt;
1° Indien toegang tot de openbare vermakelijkheid
wordt verleend op vertoon van toegangsbewijzen of
tegen betaling van entreegelden en de winst niet ge-
heel in den prijs der vertering wordt gevonden, tien
percent der onzuivere opbrengst.
Worden de openbare vermakelijkheden door ver-
eenigingen gegeven en zijn ze voor hare leden toe-
gankelijk zonder betaling van entreegelden of tegen
betaling van entreegelden, lager dan die, welke van
niet-leden worden geheven, dan is bovendien verschul-
digd de belasting naar de oppervlakte, overeenkom-
stig het bepaalde sub 2° van dit artikel.
Onder onzuivere opbrengst wordt verstaan:
hetgeen aan toegangsbewijzen of entréegelden wordt
ontvangen, verhoogd met de waarde die vertegen-
woordigd wordt door vrijbiljetten, welke zonder
machtiging van Burgemeester en Wethouders zijn
afgegeven. Indien deze vrijbiljetten geen aanwijzing
van rang inhouden, worden zij geacht tot den duur-
sten rang toegang te geven.
Onder opbrengst wordt niet begrepen het deel der
toegangsgelden, dat recht geeft op gelag, mits dat deel
op de toegangsbewijzen duidelijk zij vermeld en de
tarieven, waarnaar het gelag, ook voor hem, die niet een
toegangsbewijs in betaling geeft, wordt berekend, door
Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd en op
de door dezen voor te schrijven wijze ter kennis der
bezoekers gebracht.
t?