17 November 1915.
ART. 3
De ondernemers van openbare vermakelijkheden,
bedoeld bij art. 3, 1° der verordening op de heffing,
mogen, met uitzondering van hen, die ambtshalve
recht van toegang hebben, niemand toelaten dan voor-
zien van een toegangsbewijs, dat vanwege het bestuur
der gemeente is verstrekt of gestempeld.
Het toegangsbewijs moet, gedurende de voorstel-
ling, door de bezoekers worden bewaard.
Met uitzondering van de houders van doorloopende
toegangsbewijzen, die op vertoon van hun bewijs,
gedurende den geheelen termijn, waarvoor het is uit-
gegeven, toegelaten mogen worden, mogen personen,
die voorzien zijn van een toegangsbewijs, dat reeds
voor eene vroegere voorstelling of uitvoering gebruikt
is, niet toegelaten worden. Elk bewijs, in den vorm
van coupon, van programma of in welken anderen
vorm ook opgemaakt, moet aanwijzing van het wer-
kelijk daarvoor verschuldigde bedrag, zonder belasting,
bevatten, en, indien er verschillende rangen zijn, van
den rang, waarvoor het geldig is.
Art. 4
Ondernemers van openbare vermakelijkheden kun-
nen, op aanvraag kosteloos van de Gemeente ver-
krijgen gestempelde registers voor af te geven toe-
gangsbewijzen of hunne bewijzen, mits deze door of
namens Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd,
ter stempeling aan het bestuur der Gemeente inleveren.
Doorloopende toegangsbewijzen moeten vöör de
uitreiking ter stempeling worden aangeboden.
Gestempelde registers nroeten minstens acht dagen
vöör dat daarvan gebruik moet worden gemaakt, ter
Gemeente-secretarie worden aangevraagd.
Art. 5
De ondernemers, bedoeld in art. 3 dezer verordening,
moeten de belasting naar de waarde der gestempelde
toegangsbewijzen of aan hen verstrekte registers met
toegangsbewijzen vooruitbetalen.
Bij inlevering van de ongebruikte toegangsbewijzen,