29 December 1915.
wanneer "het jaarlijksch inkomen- uit welken hoofde
ook- bedraagt:
f 1600.en meer, doch minder dan f 2000.het
twee tiende gedeelte,
f 1200.en meer doch minder dan f 1600.het
drie tiende gedeelte,
f 800 en meer doch minder dan f 1200.het
vier tiende gedeelte,
en beneden f800.het vijf tiende gedeelte van het
verschuldigde schoolgeld.
Art. 3.
1. Onder jaarlijksch inkomen in art. 2 bedoeld
wordt verstaan het zuiver jaarlijksch inkomen van het
gezin naar den toestand op 1 Januari na afloop van
het jaar, waarover de bijdrage wordl gevraagd, v/at in
geld of geldswaarde verkregen wordt
uit roerende of onroerende goederen
uit beroep, bedrijf, handel, nijverheid of onderneming
van welken aard ook
uit arbeid, ambt, bediening, betrekking, wachtgeld,
pensioen, lijfrente of andere periodieke uitkeering
uit elken anderen hoofde, op welke wijze, krachtens
welk recht of onder welke benaming ook.
2. Wisselvallige inkomsten, alsmede inkomsten voor
tijkelijke werkzaamheden, worden berekend naar het
gemiddelde over de laatstverloopen drie kalenderjaren,
of, zoo dit niet mogelijk is, naar het laatstverloopen
kalenderjaar.
3. Dit volgens het eerste en tweede lid berekend
inkomen wordt verminderd met f 100voor elk
kind beneden den 18 jarigen leeftijd.
4. Ter beoordeeling van het inkomen kan door
Burgemeester en Wethouders overlegging van den
laatsten aanslag in de Rijksinkomsten-belasting ge-
vorderd worden.
Art 4.
Tot het bekomen der bijdrage moet vöör den 15
Januari volgende op het jaar, waarvoor de bijdrage
wordt gevraagd, door de ouders of voogden aan
Burgemeester en Wethouders worden ingediend eene
schriftelijke aanvraag, waarbij eene bijdrage in de
kosten van het onderwijs wordt verzocht met opgave