1916
4
Art. 8.
1. Overlijdt een ambtenaar zonder achterlating van
eene weduwe of van één of meer kinderen, jonger
dan 18 jaren, dan wordt aan de rechthebbenden het
tractement uitbetaald tot en met den dag van het over-
lijden.
2. Overlijdt een ambtenaar met achterläting van
eene weduwe of van één of meer kinderen jonger dan
18 jaren, dan wordt het tractement aan de rechtheb-
benden uitbetaald
a wanneer hij in vasten dienst was tot en met zes
weken na den dag van het overlijden
b. lndien hij ten minste 14 dagen in tijdelijken
dienst was, tot en met vier weken na den dag van
het overlijden.
Art- 9.
1. Ingeval een ambtenaar wegens ongesteldheid
verhinderd is zijne betrekking waar te nemen, wordt
zijne jaarwedde gedurende zes maanden geheel uitbe-
taald. daarna gedurende zes maanden voor de helft
ingehouden, terwijl bij verdere verhindering voor ieder
bepaald geval onder goedkeuring van den Gemeente-
raad, een afzonderlijke regeling zal worden getroffen.
2. Zoo dikwijls Burgemeester en Wethouders het
noodig oordeelen, moet een voldoende geneeskundi-
ge verklaring worden overgelegd,
3. Bij weigering van den geneesheer, die den pa-
tiënt behandelt. om een zoodanige verklaring af te
geven, of wanneer Burgemeester en Wethouders de
overgelegde verklaring niet voldoende achten. zal de
gemeentearts een onderzoek instellen, waaraan de
patiënt verplicht is zich te onderwerpen.
4. Voor een ambtenaar, die na ziekte den arbeid
heeft hervat en binnen één maand daarna weer ziek
wordt, zal de tweede ziekte worden aangemerkt als
eene voortzetting van de eerste, tenzij op grond der
verklarlng yan een geneesheer kan worden aangeno-
men, dat de tweede ziekte in geen verband staat
met of een gevolg is, van de eerste.