7 December 1916
Art 16. De inbreng der gronden, in het bezit der
gemeente op het oogenblik, dat deze verorden.ng .n
werking treedt, geschiedt voor de waarde. welke
gronden op het tijdstlp van den inbreng vertegen-
W'T^gdjk met het besluit van den gemeenteraad
waarbij tof inbreng wordt besloten wordt vastgesteld
voor welk bedrag de inbreng geschiedl benevens
bedrag van de schuld. welke op het oogenbhk van
den inbrengop de gemeente. ter zake van den grond
r" Na elk tijdvak van vqf jaren, voor de eerste maal
in 1922, wordt de waarde van de in het grondbednjf
aaBijedegeschatting wordt zooveel mogelijk rekemng
gehouden met den toestand op den lsten Januari
aan de schatting voorafgaande.
Met alle uit deze verordenmg voortspruitende
schattingen wordt belast eene Commissie taXabe
bestaande uit drie leden, telkens voor den tijd van
vüf jaren te benoemen door den gemeenteraad op
een aanbeveling van Burgemeester en VCethouders
van twee personen voor iedere vacature.
Personen in dienst van de gemeente kunnen niet
worden benoemd tot leden der Commissie^
De aan hare leden toe te kennen geldehjke ver-
goeding en de regeling hunner werkzaamheden worden
bepaald bij afzonderlijk besluit van den Raad.
Art. 17. Wanneer eenig deel der in het grondbe-
drijf gebrachte eigendommen ten behoeve van den
openbaren dienst, waartoe de openbare straten en we-
gen en de terreinen, die daarvoor zullen worden aan-
lewezen geacht worden niet te behooren. m gebruik
worden genomen. wordt door de gemeente aan he
grondbedrijf een bedrag ter boekwaarde van dat deel
van het grondbezit uitgekeerd, vermeerderd met de
sedert den inbreng daarvoor betaalde rente.
Art. 18. De rente, bedoeld in art. 10, lid 2 sub a
wordt berekend naar den rentevoet, waarop door de
pemeente zelve geleend is.
Wordt een grondaankoop of wordt een nadee îg