De heer Van Houten, Wethouder, zegt dat de re-
geling van art. 3, dat ieder, of hij bezuinigd heeft of
niet 30 pCt besparen moet, wel wat vreemd en on-
billijk schijnt De meeste menschen hebben in 1916
al zôöveel bezuinigd, dat het de vraag is. of zij nog
meer bezuinigen kunrien.
De heer Honig vindt dit ook een moeilijk geval.
De Voorzitter zegt. dat den laatsten tijd vele men-
schen een gaskachel hebben aangeschaft en in ge-
bruik genomen.
De heer Dr. Droog vraagt, of bij deze regeling is
bedacht, de winkels vroeger te sluiten
De Voorzitter antwoordt, dat men het sluiten der
winkels niet zoo dadelijk kan voorstellen, maar wel
verbieden kan gaslicht te branden. Doch spreker ver
wacht van zoodanige regeling niet veel nut, omdat de
winkelstand niet zoo uitgebreid is,
De heer de Wilde vindt het maximum gasverbruik
over den muntmeter genoemd in art. 2 te laag. Er is
een cursus gehouden tot het aanbevelen van gas om
te koken, vele menschen hebben zich toen hiernaar
ingericht, en dezen kunnen nu niet toe met een ver-
bruik van 40 M3. Spreker stelt daarom voor dit max-
imum van 40 M3 te verhoogen tot 60 M3.
De Voorzitter wijst er op, dat het gemiddelde ge-
bruik over den muntmeter 50 M3 is en vreest, dat
bij aanneming van dit voorstel, weinig gas zal wor-
den bespaard,
De heer de Wilde deelt mede, dat hem een gezin
bekend is, dat meer dan 60 M3 gebruikt, terwijl dat
gezin toch zuinig is.
De heer Peeperkorn, Wethouder zet uiteen, dat de
brandstof, die men in plaats van kookgas, moet aan-
schaffen, toch ook zeer duur is.
De heer Van Houten, Wethouder, acht eene ver-
hooging van 2 cent per M3 tusschen de 40 en 80
M3 niet zoo'n groot bezwaar. Bij vergelijking van de
prijzen over den gewonen meter met aie over den
muntmeter, is deze laatste toch al één cent voordee-
liger. Nu kosten de eerste 40 M3 8 cent, terwijl dat
eigenlijk al 10 cent moest zijn, en spreker herhaalt
nog eens, dat bezuiniging het doel van deze verhoo-
ging is
De heer de Wilde meent, dat dan zeker 70 pCt.
der arbeiders er in vliegen.