22 December 1916.
Art. 3.
De ontvangsten en uitgaven van het bedrijf worden
afgescheiden gehouden van de overige ontvangsten
en uitgaven der gemeente.
Leveringen en diensten van bedrijven onderling en
van bedrijven aan de gemeente of omgekeerd, worden
aan en door het bedrijf vergoed, alsof zij ten behoeve
van een derde hadden plaats gehad.
Art. 4.
De gemeente verleent aan het bedrijf de nood:ge
voorschotten voor aankoop van paarden met tuigen,
voor onderho'id van die paarden met tuigen, voor
uitbetaling van arbeidsloonen en verdere schulden.
De rente over het door de gemeente verstrekte
onäfgeloste kapitaal wordt berekend naar den rente-
voet, waarop door de gemeente zelve geleend is.
Geleden verlies, waaronder begrepen de rente en de
verplichte aflossingen der door de gemeente ten be-
hoeve van het bedrijf gesloten leeningen, wordt door
de Gemeente aangezuiverd..
Art. 5.
Het administratief en financieel beheer is eveneens
aan den Gemeente Opzichter opgedragen.
Hij zal tot het nemen van maatregelen, waarvan de
geldelijke gevolgen een bedrag van f 50.— te boven
gaan, voor zoover dit de uitgaven betreft, machtiging
moeten hebben verkregen van Burgemeester en Wet-
houders. Verkoopsaangelegenheden moeten aan de
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders worden
onderworpen.
Art. 6.
De boeken worden, volgens de nadere aanwijzing
van Burgemeester en Wethouders zoodanig gehouden,
dat daaruit de ontvangsten en uitgaven van het bedrijf
en de inkomsten der verschillende onderdeelen duide-
lijk en zoo nauwkeurig mogelijk blijken.
De afschrijving op de onderscheidene bezittingen
van het bedrijf geschiedt volgens eene tabel, waarop
de afschrijvingen worden uitgedrukt in honderdsten
van de aanschaffingswaarden dier bezittingen. Deze